maandag 6 oktober 2008

SARA 9 Met hart en ziel

SARA


Met hart en ziel

Als Sara iets doet, dan doet ze dat altijd met hart en ziel. Ze kan geen spelletje voor de lol doen, maar wil altijd winnen. Als ze naar haar oma gaat, dan neemt ze niet een klein bosje bloemen mee, maar een hele grote mooie bos. Als ze stage loopt in een tehuis voor gehandicapte kinderen dan is er niets belangrijker dan deze kinderen. Zo is ze nu eenmaal. Het gaat meestal goed, maar dreigt nu uit de hand te lopen met zingen. Vorig jaar werd ze lid van een musicalkoor. Naast drie repetities per week is ze ook verder ongeveer de hele tijd bezig met zingen. Ze oefent op haar kamer eindeloos de liedjes, bekijkt video”s en doet de danspasjes na. Verder heeft ze haar ouders gevraagd om individueel zangles te mogen nemen en om regelmatig musicals te gaan bekijken. Vorige week had ze een mentorgesprek. De mentor had aan haar gevraagd hoe het ging. Het was hem opgevallen dat ze niet erg met haar hoofd bij school was en dat ze weinig samen met vriendinnen deed. Ze vertelde dat ze zong en danste en dat dat het belangrijkste was. Toen hij vroeg wat er ook belangrijk was in haar leven noemde ze meteen vriendinnen en haar ouders en haar oma niet te vergeten en schoolfeesten en gym en naar de bios gaan. De mentor had verder niet zoveel gezegd, maar toen ze wegliep dacht ze er wel over na. Moest ze nou alles in haar leven op musical en zingen gooien of ook tijd maken voor andere dingen en andere mensen? “Musical is mijn hartstocht” had ze tegen de mentor verteld. Nu bedacht ze dat er op de tocht van haar hart ook anderen waren. “Toch weer eens kijken, wat ik nou echt belangrijk vind. Ik ga een ster worden, maar ga ik daar grenzeloos voor?”

SARA 8 De rode ballon

SARA

De rode ballon


Meestal kan Sara zich haar dromen nog precies herinneren, maar ze vertelt ze nooit. “Vindt u het niet gek?” vraagt ze na de les aan haar mentor, “dat ik mijn droom van vannacht vertel. Weet u nog dat ik vorige keer vertelde dat ik me zorgen maak over mijn broer, die in de stad woont, gokverslaafd is en af en toe geld steelt; en dat de sfeer in huis te snijden is als hij er is”. “Vertel maar”, zegt de mentor.

“In mijn droom wil ik naar mijn broer gaan, maar neem de verkeerde trein; ik loop van het station naar de haven en sluip over een loopplank aan boord van een schip. Ik ga op een verborgen plek op het dek zitten. Doodsbang ben ik als het midden op zee begint te stormen. Dan vinden twee matrozen me en beginnen in een vreemde taal op me te schelden. Ik ben zo bang, dat ik overboord wil springen in de golven. Er landt een grote rode luchtballon met een mandje eronder op het dek tussen mij en de mannen. Ik stap in en de ballon vliegt met mij de lucht in. Terwijl ik daar vlieg, schreeuw ik tegen de wind in:“Als u bestaat, maak dat mijn broer niet meer gokt en niet meer steelt en dat er geen ruzie meer thuis is”. Er komt geen antwoord. Dan word ik wakker. Ik ben naar school gegaan vanmorgen, maar ik weet dat ik naar mijn broer moet gaan en hem zeggen dat hij ermee moet stoppen. Mag ik na de pauze weg, dan ga ik naar hem toe”.

De mentor geeft toestemming. Sara gaat naar het station, nu wel op weg naar haar broer. Ze weet zeker dat hij naar haar, en alleen naar haar, zal luisteren.

SARA 7 Kindertehuis

SARA

Het kindertehuis

Een paar weken geleden was er een stageweek op de school van Sara. Iedereen werkte een week in een bedrijf, winkel, ziekenhuis of kantoor. Sara wilde graag iets doen met kinderen en kwam via haar tante in contact met een tehuis voor dubbelgehandicapte kinderen in Antwerpen. Samen met haar klasgenoot Melody schreef ze een brief en een week later hoorden ze dat ze welkom waren. Toen ze aankwamen, schrokken ze beiden van de kinderen die voor een deel niet konden lopen en de hele dag in een soort kooi lagen. Andere kinderen kropen rond en stootten oerwoudgeluiden uit. Zouden ze het hier een week lang redden? Na die eerste indruk gingen ze aan de slag. Ze deden al die dingen waar het overbelaste vaste personeel niet aan toe kwam: de kinderen voorlezen, met ze eten, ze op schoot nemen of heen en weer duwen op de schommel. Na een week was het lastig om afscheid te nemen. Ze merkten hoe ze zich aan de kinderen hadden gehecht.
De volgende maandag deden ze hun presentatie voor de klas: Sara vertelde, dat ze het bijzonder had gevonden om iets te doen voor kinderen met een dubbele handicap. Ze had zich aan de kinderen gehecht en had het lastig gevonden om weg te gaan. Deze week had ze het idee gehad echt iets goeds te doen. Later merkte ze dat klasgenoten over haar roddelden. Ze zeiden dat Sara schijnheilig was: lekker in Antwerpen een stage doen en dan ook nog vinden dat je goed werk doet en zoveel voor zielige kindjes betekent.
Sara praatte er met Melody over op de fiets naar huis. Wat was dat toch met die roddel in de klas? Ze waren heel eerlijk geweest bij hun presentatie en hadden het niet verteld om zichzelf in de lucht te steken. En dan toch…….

CLIMATICUS 3 EQ-coach

De emotioneel intelligente leider.

Ik heb een personal coach sinds een paar weken. Mijn vriendin Thea raadde mij aan om een EQ-coach te nemen. “Met je intelligentie is niets mis, beste Clim, maar op het gebied van emoties heb je nog veel te leren”, sprak ze zorgzaam. Nou heb ik mijn hele leven al iets tegen emoties. Ik kon op school altijd al goed leren, deed twee universitaire studies en ben niet voor niets topmanager op een groot ministerie. Dat alles omdat ik behoorlijk slim ben dus. Tot mijn eigen verbazing pak ik na Thea”s advies de telefoon en bel “Bureau Quintus, voor al uw EQ-vaardigheden”. Tijdens mijn eerste afspraak met Quintus himself, vertelt die me dat we eerst aan mijn boosheid gaan werken, volgens hem een bij mij wat ondergesneeuwde emotie. “Werken aan mijn boosheid, ondergesneeuwd; wat een soft gelul” denk ik, maar zeg ik niet. “Waarom zeg je niet gewoon dat je kwaad op me bent”, zegt Quintus, “je body language heeft dat allang verteld”. Op dat moment besluit ik om een andere coach te zoeken, wat mij betreft weer een rationeel therapeut of iemand die socratische gesprekken met me voert. Ik wil weglopen, maar Quintus verspert me de weg en geeft me met zijn vuist een stevige dreun tegen mijn borst. “Weglopen voor je boosheid, dat patroon ken je maar al te goed; deze keer gaat je dat niet lukken”. Ik sla drie keer stevig terug en merkt hoe me dat oplucht. Dit is een andere vorm van coaching dan ik ooit had. Na boksen is een andere sport aan de beurt. Mijn angercoach nodigt me voor dat weekend uit op de statribune van ADO Den Haag. Ik stribbel tegen, dat ik niet van voetbal houd en bang ben om me tussen het Haags gepeupel te begeven. Op zondagmiddag sta ik, bij een ADO-doelpunt, naast Quintus te springen tussen Haagse arbeiders. Even later scheld ik de scheidsrechter uit, weliswaar met: “u heeft het niet juist gezien”,iets andere taal dan mijn buurmannen dus, maar toch. “Daar heb je Climaticus” hoor ik iemand zeggen en ik herken een jongen van de verzendafdeling van ons ministerie. Dit verhaal zal maandag de ronde doen. Meneer Climaticus is hooligan geworden. Na de wedstrijd loop ik naast mijn personal coach richting mijn mercedes. ”Zo, de eerste stap op weg naar het managen van je anger is gezet; je hebt een beetje van je boosheid geuit. Nu ga je maandag op kantoor verder oefenen. Op wie ben je boos allemaal? Ik noem vier medewerkers en de naam van de minister. Ik krijg van Quintus toestemming om wat met boosheid en met grenzen te experimenteren. Het wordt een heerlijke week. Ik sla in het gesprek met de minister met mijn vuist op tafel en merk wat een prettig gevoel dat is. Hij luistert vervolgens beter dan anders. Ik trek twee vechtende ambtenaren uit elkaar en zet ze in de hoek. De hele afdeling zucht van opluchting; dat was nou precies wat deze mannen nodig hadden. Als ik over de afdeling loop en al mijn mensen aan het werk zie, springen ineens de tranen in mijn ogen. Een secretaresse reikt me een zakdoek aan en zegt:”U wordt toch niet emotioneel, intelligente leider?”

CLIMATICUS 2 (Strooks)

CLIMATICUS 4

Veel heb ik aan de adviezen van mijn goede vriendin Thea. Ze is topambtenaar op VROM en is daar door diverse glazen plafonds heen gestoten. Heeft nog een hoop ravage gegeven daar. Toen ik haar vroeg hoe ik mijn team in beweging houd, gaf ze me de tip om meer strooks te geven. Ik had geen idee wat strooks zijn, voordat Thea me uitlegde dat het een begrip uit de TA is. TA kende ik uitsluitend van het boekje dat in mijn herinnering “Ik ben oké en jij lekker niet” heet, maar dat bleek niet precies te kloppen. Thea vertelde me dat zij door TA een stuk betere leider is geworden. Nieuwsgierig geworden vroeg ik, wat dan strooks wel niet mogen zijn. Er volgde een college, waaruit ik in elk geval oppikte, dat strooks o.a. complimenten zijn en dat ze voor mensen in organisaties van levensbelang zijn. Ik vertelde haar dat ik nooit complimenten geef, omdat ik het vanzelfsprekend vind dat mensen hun werk goed doen en dat ze er goed verzorgd uitzien. Zij gaf me als uitdaging mee om twee weken lang flink te stroken op mijn afdeling. Ik zou zien dat het wonderen deed.
Het werden boeiende weken. Ik begon met het complimenteren van Van Dalen vanwege zijn geinige stropdas. Hij glom van trots en werkte die avond drie uur over. Enthousiast geworden besloot ik juffrouw Ellen de Bruin te stroken vanwege haar leuke oorlelletjes, waar ze altijd van die kleurrijke oorbelletjes in heeft. Die vallen me al heel lang op, maar ik had er nog nooit iets van durven zeggen. Nu mocht het. Ik geef toe dat “Ellen, wat heb je toch een leuke lellen en mooie gekleurde bellen” niet de meest fijnzinnige formulering was, maar het was een gemeende strook. Ze liep ijzig door en meldde zich de volgende dag ziek. Ik besloot Thea te bellen en te vertellen dat ik het experiment ging staken. Zij vond dat ik juist nu door moest gaan. “Fouten zijn leermomenten, Climaticus; complimenteer jezelf dat je het durft”. Zo had ik, perfectionist, er nog niet naar gekeken. Ik strookte die weken dapper door en wisselde strooks op uiterlijk en op capaciteiten, echte strooks, plastic strooks, targetstrooks vrolijk af: “By the way, juffrouw Jansen, leuk jurkje; van de Zeeman?” viel niet slecht. “Peter, ik vind je een fantastische vent; ik wou dat ik je vader was” gaf een gemengde ervaring. Ik zag dat het eerste deel van het compliment goed overkwam, maar dat het tweede deel too much was; alsof ik iets met zijn moeder wilde en hij dat niet zo leuk vond. Ook merkte ik, dat TA-jargon al veel verder in de maatschappij is doorgedrongen dan ik wist. Was ik de enige onwetende in Den Haag? Mijn secretaresses strookten elkaar al jaren, zo zag en hoorde ik. Ik gaf mijn chauffeur een compliment voor zijn rijstijl en kreeg als antwoord: “Dank u wel, meneer Climaticus, voor deze fijne rijstrook”. Toen ik op straat van een Afrikaanse vluchteling een daklozenkrant kocht, zei dat ik het dapper van hem vond om die lange reis hierheen te ondernemen. Reactie: “ Beste meneer, ik vat dit op als een gemeende vluchtstrook”. Gisteren sprak ik Thea en vertelde haar ik meer wilde horen over TA. “We gaan het niet over mij hebben”, zei ze. Jammer, want ik had zo gehoopt op toenadering en de ultieme strook: Een Climati-kus.

Wandelaar 3 Utrecht Galgenwaard

Wandeling op 3 oktober 2008 door Utrecht

Daar hoorden zij engelen zingen

Die dag zou ik de tentoonstelling over engelen bezoeken in het museum in het centrum van Utrecht. Het loopt echter anders. Ik zet mijn auto neer achter de Galgenwaard en loop langs het stadion van de plaatselijke FC. Een hek staat open; schilders zijn bezig het hek te verven. Ik groet hen vriendelijk en loop alsof het de normaalste zaak van de wereld is en ik hier hoor het stadion binnen. Het is volledig verlaten. Ik loop een tribune op aan de lange zijde en ga op een rood stoeltje zitten. Niemand legt me een strobreed in de weg tot zo ver. Ik pak mijn schriftje en pen en begin mijn wedstrijdverslag. De zon schijnt; de grasmat ligt erbij. De wedstrijd, speciaal voor mij, kan beginnen. Laat de spelers maar opkomen…..Precies als ik dat wens, komt er een suppoost, een stevige man in rood-wit jack de hoek om en klimt de tribune op. Hij blijft op een paar meter van me af tussen de tribunestoeltjes staan en vraagt: “Waar bent u van?”. Fascinerende vraag. Mogelijke antwoorden schieten door me heen: “Ik ben van Ajax”, niet slim hier. “Ik ben niet van steen” te cryptisch, “what am I suppoost to answer” te bijdehand. Tot mijn eigen verbazing hoor ik me zeggen: Ik ben journalist en ik maak een reportage over stadions op vrijdagmorgen. Is het goed dat ik hier zit en mijn artikel schrijf. “Uitstekend meneer; ik moest alleen maar even weten of het goed zit allemaal”. Ik antwoord dat ik in elk geval goed zit en geniet van het mooie stadion in de zon. Dat doet de suppoost zichtbaar goed en hij wenst me succes. Na de onderbreking geniet ik verder van zon, grasmat en sfeer van de Galgenwaard. Ik besef hoe ik houd van stadions,zoals je ook van paleizen of kerken kan houden. Toch woonde ik relatief weinig echte wedstrijden bij; veel meer zag ik er op televisie. De herinneringen aan sommige stadions in mijn leven zijn scherp. Als jongetje van 14 liep ik samen met mijn broertje, ook toen al ongezien, het Zuiderparkstadion in na de rust, als suppoosten even niet keken. We hadden geen geld en mochten op zondag geen profsport zien. Maar we zaten er wel, na de rust. Zo zagen we ADO eens met 4-1 winnen van GVAV. Als 17-jarige zag ik een bekerfinale in de Kuip, samen met klasgenoten. Ik beleefde kort erna de gekte van Dundee United-Celtic in Schotland. Ik zag met mijn kinderen Ajax-Panathinaikos in de Arena, met die wereldgoal van Ibrahimovic, waarna we met z’n vieren en met 50.000 anderen “Ajax, Ajax” brulden. Naast het bezoeken van deze wedstrijden stond ik in prachtige, doch lege, stadions in Barcelona en München en kreeg ik een privérondleiding door het stadion van de FC van Dirk Kuyt in Liverpool.
Vandaag, net als toen in Liverpool, ben ik weer onder de indruk van een leeg stadion. Ik zit moederziel alleen tussen 25.000 lege stoeltjes. Het is doodstil. Ik realiseer me dat er vandaag, vrijdagmorgen, veel voordelen zijn boven wedstrijddagen: Geen gebrul en gevloek naast me, geen geur van bier vermengd met rookworst, geen sigarettenrook aan alle kanten, geen spits van Utrecht die mist, geen scheidsrechter die het verkeerd ziet. Straks ga ik naar het museum met die tentoonstelling over engelen, maar nu, voor ik daar ben, kan mijn dag al niet meer stuk. Zachtjes neurie ik voor me uit: “daar hoorden zij engelen zingen”!!

dinsdag 2 september 2008

CLIMATICUS

Mag ik me even voorstellen: Ik ben drs. Climaticus, afdelingsmanager op een ministerie in Den Haag. Mijn carrière liep de afgelopen jaren briljant, mag ik wel zeggen. Ik heb een afdeling van 120 mensen onder me. Ik word altijd uitermate gewaardeerd door de minister en lunch vaak met hem. Helaas moet ik vaststellen dat het de laatste tijd niet zo best met me gaat en dat het alles te maken heeft met de verandering van het klimaat op onze afdeling. Het eerste teken was het ontdooien van juffrouw Jansen, onze topsecretaresse. Deze dame werd altijd gevreesd door de hele afdeling. Als zij iets zei, waagde niemand het om tegen te spreken. Niemand mocht haar bij de voornaam noemen, voor iedereen was ze juffrouw. Altijd strak in het mantelpak, eerlijk doch rechtvaardig. Als we een indianenstam waren zou ik, Climaticus, het opperhoofd zijn en zij de medicijnvrouw. Sinds kort is juffrouw Jansen dus ontdooid: vriendelijk tegen iedereen, spijkerbroek en “ zeg maar Annie”. Dit heeft een sneeuwbaleffect gehad op de afdeling: het klimaat van onze hele club is warmer geworden met alle gevolgen van dien: geen ijstaart meer op de verjaardagen, maar warme chocolademelk met slagroom. Het niveau van de humor stijgt met de dag en dreigt af en toe volledig buiten de oevers te lopen. Kon je vroeger een speld horen vallen in onze kantoortuinen, tegenwoordig klinkt er regelmatig schatergelach. Mensen gaan vriendschappen met elkaar aan; hier en daar wordt gezoend tussen de plantenbakken.
Voor mij is de situatie bedreigend geworden. Ik vraag me af of ik nog wel de juiste manager op de juiste afdeling ben. Mijn coole stijl van leidinggeven wordt niet meer gepikt; ik beheers het klimaat niet meer en ik voel me daar zeer onzeker bij. Onzeker is overigens een woord dat tot voor kort in mijn woordenboek niet voorkwam. Goed moment dus om mijn adviseur in te schakelen. Die gaf me meteen het advies om het hoofd koel te houden, maar wel mijn innerlijke thermostaat aan te passen aan het nieuwe groepsklimaat. Van die goedkope beeldspraak had hij erbij: “De tijd van Elfstedentochten op je afdeling is voorgoed voorbij; ga lekker met je mensen op het warme zand liggen”, zo formuleerde hij het. Dat advies ga ik dus niet opvolgen. Ik ben niet voor niks in korte tijd topmanager op dit ministerie geworden. Ik ga de beuk erin gooien. Ik ga zorgen dat Annie weer juffrouw Jansen gaat heten. Die taartjes gaan weer weg uit de vergaderruimte, de tropische planten gaan weg uit de plantenbakken en de ijsklontjes gaan terug in de cola. We zullen eens even kijken wie hier de baas is.

Met de enorme klimaatverandering op onze afdeling zijn ook mijn ijsbergen gaan verschuiven en voor een deel met veel geraas in zee gestort. Lange tijd had ik het gevoel dat ik alles onder controle had. Mijn afdeling is de meest succesvolle van het hele ministerie. Bij de lunches met de minister krijg ik steeds alle lof en daar ben ik dol op. Als ik in het bejaardentehuis mijn ouders bezoek, vertellen ze me hoe trots ze op me zijn. Mijn appartement op de boulevard van Scheveningen met uitzicht op zee wordt door iedereen bewonderd. Ik, Climaticus, lijk een zondagskind. En toch heb ik al een tijdje, al voor de klimaatverschuiving op mijn afdeling, het gevoel dat het niet meer klopt. Een ander zou dan in therapie gaan; ik besluit in zo’n geval om naar de bioscoop te gaan. Die avond draaide in het Haags filmhuis Into the Wild. Ik had er nog nooit van gehoord, maar was vanaf de eerste minuut verkocht. Dit was een film over mij; alleen deed de hoofdpersoon wat ik wel gewild zou hebben, maar nooit deed. Alexander is cum laude afgestudeerd en is zoon van rijke ouders. Na zijn graduation besluit hij om niet te beginnen aan een ongetwijfeld succesvolle carrière, maar uit de maatschappij te stappen, zijn rugzak te pakken en op reis te gaan. Op zijn avontuurlijke tocht komt hij terecht in Mexico, hij kanoot door de Grand Canyon en hij raakt bijna aan lager wal in downtown Los Angeles. Onderweg ontmoet hij interessante mensen, die ook allemaal op de een of andere manier uit de normale maatschappij gestapt zijn. Dan besluit hij om zich helemaal alleen terug te trekken in de wildernis van Alaska. Hij woont daar in het wrak van een bus en leeft van bessen en dieren die hij zelf schiet en vilt. Het einde kan niet anders zijn dan tragisch.
Als in een roes loop ik de bioscoop uit en strijk op deze prachtige zomeravond neer op een terras. Na deze film kan ik niet meer net doen of er niets aan de hand is. Morgen met mijn driedelig grijs naar de Noordpool gaan liften is niet de stap. Beren villen en opeten in Alaska durf ik niet. Ik ga doen wat ik al heel lang van plan ben en wel lopen van mijn huis in Scheveningen naar mijn geboortehuis in Maastricht om zo die twee belangrijke plekken in mijn leven al wandelend met elkaar te verbinden. Ik ben absoluut geen wandelaar meer, sinds ik de Eend verruilde voor een Bentley. Die staat goed daar in de garage op de Boulevard. Ik ga lopen en reken snel uit dat ik er zo’n 15 dagen over zal doen. De minister en mijn afdeling doen maar even zonder mij. Het klimaat verandert en ik ook. Verantwoordelijkheid neem ik nu even voor mezelf en wat minder voor het ministerie. Ik pak mijn blackberry en mail iedereen: “Climaticus is er even niet; hij verandert”.

Zo in zomerse sferen onderweg en lopend door de heuvels heb ik mooi de tijd om na te denken over mezelf en over mijn eigen leiderschap. Ik voel pas nu ik een paar weken mijn werk achter me heb gelaten hoe moe ik ben. Als ik eerlijk ben heeft dat alles te maken met het feit dat ik altijd maar inspirator ben. Van huis uit heb ik een flinke dosis positiviteit meegekregen. Altijd als ik te maken heb met negativiteit of met passiviteit, dan voel ik hoe mijn energie wegvloeit. Ik laat dan meestal de passievelingen en zeurders van mijn afdeling maar in hun sop gaar koken en richt me op de enthousiaste en positieve leden van het team. Met hen maak ik nieuwe plannen en voer ze met verve uit. De vraag is echter of ik dat zo nog veel langer red. Kan ik nog langer een deel van mijn team links laten liggen?
Op het moment dat ik zo wat loop te somberen over mezelf en leiderschap, ontmoet ik op een breed bospad een man met een rode rugzak en een opvallende hoed. We stellen ons aan elkaar voor en dan vraagt de man zonder verdere inleiding: “wat is je probleem?”, wat toch een merkwaardige openingszin van een gesprek is. Ik vertel hem, geheel tegen mijn gewoonte, over de moeite die ik als leider van een groot team heb met passiviteit en gezeur. Dan zegt hij:“ Weet je, Climaticus, jij lijkt me een geweldige coach voor je topspelers, maar je weet je geen raad met de tribunezitters. Zie hen het speelveld in te krijgen, breng ze in beweging, en wees ook hun coach”. Dan licht hij zijn hoed, groet me en loopt verder, mij verbluft achterlatend.
Dat zinnetje over coach zijn voor tribunezitters laat me de verdere tocht niet los. Ik hoef dus niet zoveel energie te steken in mijn topsporters; die presteren toch wel. De vraag is: Hoe krijg ik minstens de helft van mijn afdeling van hun tribune af, waar ze het met oranje petjes op en veel koffie heel gezellig hebben met elkaar, maar al heel lang weinig meer presteren.
De dag na mijn vakantie is er een vergadering gepland. Als ieder wil gaan zitten achter de bekende lange tafels, vraag ik het hele team om mee te komen`. Samen lopen we de Scheveningseweg af naar het strand en bij de vuurtoren geef ik ieder de opdracht om samen met een collega, in tweetallen, naar Katwijk te lopen met onderweg als enige gespreksthema: “waar loop ik warm voor in mijn werk”. Mijn topsporters zijn al meteen onderweg, maar ik word vreemd aangekeken door de meeste van mijn tribunezitters. “Lopen naar Katwijk, meneer Climaticus; is dat niet wat ver? wat bedoelt u trouwens met warmlopen?”. Drie uur later eten we een vismaaltijd bij strandtent Willy Zuid in Katwijk. Gezichten stralen, haren zijn verwaaid, er is plezier. Zo, ik heb ze in beweging, allemaal; iedereen is van de tribune af en staat in het veld; het begin is er.

WANDELAAR 2: Amsterdam WTC

Onderweg van Amsterdam Station-Zuid naar die mooie boekhandel in de Beethovenstraat, start van mijn wandeling, begint het te regenen en ik besluit een koffie te drinken op de dichtstbijzijnde plek waar het droog is: het WTC-restaurant. Even later zit ik met mijn bergschoenen en mijn rugzakje tussen chique pakken en mantelpakjes. Verder ben ik zelf overigens ook keurig gekleed: donkerblauw overhemd en keurige zwarte broek, ja met daaronder dan wel die grote schoenen. Ik kijk om me heen en word nieuwsgierig naar de rest van het world trade center. Ik ben nu binnen; zou ik ook verder kunnen komen in het gebouw? Spannende vraag. Tussen een groep grijze pakken ga ik de roltrap op naar de eerste etage en passeer zo ongezien de receptie. Ik kom in een prachtige ruime en lichte hal en ga zitten in één van de luxe fauteauils. Mijn gedachten gaan naar dat andere grote WTC-gebouw en die vliegtuigen die erin vlogen. Even de angst: zit ik hier wel veilig? Ik kijk om me heen, maar niemand komt naar me toe met de vraag wat ik daar moet mijn grote schoenen en mijn rugzakje. Overal mooie jonge mensen in de hal, opvallend veel met een Aziatisch uiterlijk.50-plussers zijn in deze branche waarschijnlijk allen gestopt met werken en zitten op hun jacht. Hoge hakken tikken sexy op de marmeren vloer. Iedereen kijkt serieus. Geldbusiness is kennelijk niet om te lachen. Ik word steeds nieuwsgieriger en besluit het erop te wagen en verder op verkenning te gaan. Ik loop verder en kom bij een lift, stap in en druk op het knopje van de bovenste etage. Als ik uitstap sta ik in een volledig verlaten lege gang. Ineens weet ik zeker dat ik op allerlei beeldschermen te zien ben en dat beveiligingsmensen al mijn gangen volgen. De receptioniste heeft mijn signalement meteen bij binnenkomst doorgegeven: Lange man met bril, bergschoenen en rugzakje in het gebouw; staat van alarm is rood. Beelden van mij worden gevolgd in het beveiliginghok van het WTC en vast inmiddels ook op politiebureau Warmoesstraat die in noodgevallen meteen een directe cameraverbinding hebben met het WTC. Ze zien me nu staan in de gang van de bovenste etage, besluiteloos hoe ik verderga. Gewapende terrorisme-bestrijders staan klaar bij de lift en de trappen. Men wacht nog even met ingrijpen. Ik loop naar de toiletten, maar zowel heren- als de damestoilet zit op slot. Ik zal zeggen dat ik hier ben omdat ik naar de toilet moest. Op de bovenste etage? Niet logisch. Ik zal zeggen dat ik columnist ben en schrijf vanuit een topmanager, Climaticus. Ik ben hier om de sfeer te proeven om de couleur locale beter te treffen in mijn schrijven. Opgelucht stel ik vast dat ik als bewijs de laatste Climaticus-column in mijn binnenzak heb. Geloofwaardig genoeg? De lift is terug op de bovenste etage en ik spring er te gretig, met al die camera’s op me gericht, in. Een stop op de achtste. Een prachtige vrouw, mantelpak, heel hoge hakken, stapt in. Ze groet vriendelijk, zich niet bewust dat ze met een potentiële terrorist in de lift staat met zijn bergschoenen en zijn rugzak. Beneden stap ik uit, loop terug door de hal met de fauteuils, langs de receptie, waar de receptioniste me vriendelijk toeknikt. Staat vast in haar protocol voor noodsituaties; “ wees vriendelijk tegen de terrorist en doe of er niets aan de hand is”. Voel ik nu een hand in mijn nek? Buiten haal ik nog nauwelijks adem. In de boekhandel in de Beethovenstraat controleer ik door het raam nog even of niemand me gevolgd is. Dan besef ik dat waarschijnlijk niemand mijn verblijf in het WTC heeft opgemerkt. Behalve natuurlijk de mooie zakenvrouw in de lift die dacht: “Wat een leuke man met die schoenen en die rugzak, veel leuker dan al die grijze pakken om me heen; ik zou best met hem mee willen op safari”. En misschien heeft zij me niet eens gezien en dit niet gedacht. Alles heeft zich afgespeeld in mijn eigen hoofd het afgelopen uur. Alleen nu? Of maak ik altijd mijn eigen verhaal, dat niet zo heel veel te maken heeft met de werkelijkheid. Ik kijk rond in de mooie boekhandel in de Beethovenstraat of er misschien boek is dat op deze vraag het begin van een antwoord geeft.

vrijdag 21 maart 2008

Verhalen verbinden, ruimte voor vertellen op school

In maart 2007 verscheen het boek:

VERHALEN VERBINDEN

RUIMTE VOOR VERTELLEN OP SCHOOL

Door:
Bas van den Berg
Aat van der Harst
Cocky Fortuin

Vertellen kun je leren
Dit boek is geboren uit het inzicht van de drie schrijvers dat vertellen een belangrijke
rol speelt in het onderwijs. Verhalen zijn onmisbaar in de ontmoeting
van leraren en leerlingen, van leraren onder elkaar en van leraren met ouders of
met de buurt. Dit besef is keer op keer gevoed door ervaringen die wij opdeden
in scholen. We zagen dat een gedeeld verhaal contact tot stand brengt en merkten
dat mensen verloren rondliepen als verhalen ontbraken.
Ons boek is bedoeld voor leraren van het primair onderwijs (bovenbouw), het
voortgezet onderwijs en de beroeps- en volwasseneneducatie. En verder voor
een ieder die van verhalen houdt. We hopen met ons boek de ruimte voor vertellen
in de breedte van het onderwijs te vergroten. Want daar is echt behoefte
aan.
In de afgelopen twee jaar hebben wij mogen genieten van intensieve trainingen
in het werken met verhalen. Deze werden gegeven door dr. Alida Gersie. Zij was
het, die de liefde voor verhalen en vertellen bij ons opnieuw heeft gewekt. Bovendien
heeft zij ons de weg gewezen naar het rijk van mogelijkheden als het
om vertellen gaat. Ze heeft de idee in onze ziel geplant dat authentiek vertellen
alleen mogelijk wordt als er samenhang en samenspraak zijn tussen verteller,
hoorder en het verhaal zelf. Er bestaat geen verhaal als er niet iemand is
die vanuit contact met zichzelf vertellen wil; er is geen vertelling zonder een
persoon die luistert en reageert; er komt geen verhaal tot leven als de eigen dynamiek
ervan niet tot ontvouwing komt. De geestkracht van Alida Gersie heeft
ons aangeraakt en uitgenodigd om deze visie op vertellen verder uit te werken
voor onze beroepspraktijk. Inspiratie voor het vertellen deden we de afgelopen
jaren ook op bij Wibe Veenbaas, de drijvende kracht achter Phoenix opleidingen
in Utrecht. Wij hebben in zijn trainingen geleerd hoe wezenlijk verhalen zijn in
de echte ontmoeting tussen mensen.
In zes hoofdstukken willen we de lezer en gebruiker van het boek warm maken
voor het vertellen in en met een klas of groep. De opbouw van het boek is als
volgt: in de eerste twee hoofdstukken wordt de lezer wegwijs gemaakt in de wereld
van vertellen en verhalen met behulp van theorie, praktijkvoorbeelden en
verhalen en gedichten. In hoofdstuk drie, vier en vijf gaan we in op drie soorten
verhalen: persoonlijke, fictieve en overgeleverde verhalen. Deze hoofdstukken
zijn geordend rond een aantal levensthema’s die cruciaal zijn in de persoonlijke
ontwikkeling van kinderen, jongeren en volwassenen. Ook komen er een aatal
(minder bekende) verhalen aan de orde. Bovendien geven we de docent handvatten
voor het werken met verhalen. Want hoe mooi vertellen ook is: aanvankelijk
kan het best moeilijk zijn. Maar je kunt het leren. Een steun daarbij zijn
de vier V’s: Voorbereiden, Vertellen, Verhelderen en Variëren. Deze keren regelmatig
terug in de hoofdstukken drie, vier en vijf. In het zesde hoofdstuk staan
we nog wat uitgebreider stil bij de vraag hoe je het eigen ‘verhalend vermogen’
verder kunt ontwikkelen. Het boek sluit af met een essay van Alida Gersie, dat
tegelijkertijd een omlijsting is van het voorafgaande. Vragen uit de beginhoofdstukken
worden dan hernomen en nader uitgewerkt.
In de persoonlijke ontwikkeling van mensen spelen verhalen én beelden een
belangrijk rol. Vandaar dat ons, als auteurs, van meet af aan voor ogen stond
dat beelden een gelijkwaardige rol moesten krijgen in dit boek, naast verhalen.
Daarom zijn we op zoek gegaan naar creatieve mensen die in staat zijn om onze
teksten op spanning te zetten met hun verbeelding. Deze hebben we gevonden
in de personen van Els Schopman en Marja Trappenburg. Zij zijn er prachtig
in geslaagd om met hun verbeeldingen (foto’s en andere kunstwerken) een eigen
verhaal te vertellen. Door tekst en beeld tegen elkaar te ‘wrijven’, ontstaat
er speelruimte voor de eigen verbeelding en interpretatie. Vormgever Gijsbert
Raadgever en Bert Simon van CPS Uitgeverij hebben het boek, in een mooie
vorm van samenwerking, gemaakt tot wat het nu is: een lust voor het oog en
een hartelijke uitnodiging om zelf en met elkaar aan de slag te gaan.
Toen wij begonnen met het ontwerpen van het boek, lazen we alledrie ‘Een verhaal
van liefde en duisternis’ van Amos Oz. Hij is een meesterverteller die werelden
weet te openen. Op prachtige en trefzekere wijze beschrijft hij het wel en
wee van mensen. We waren verrukt over deze roman en op de achtergrond heeft
deze ons sterk gemotiveerd om ‘Verhalen verbinden’ te schrijven. We hopen dat
de kracht van Amoz’ werk doorklinkt in ons boek. En als dit boek uitnodigt tot
vertellen, zijn wij in onze opzet geslaagd.
Wij hopen dat ‘Verhalen verbinden, ruimte voor vertellen op school’ zijn weg
mag vinden naar veel scholen. We stellen ons voor dat het in allerhande klassen
en groepen open ligt. Wij rekenen eigenlijk op veel reacties, op verhalen
van mensen die ermee aan de slag zijn gegaan en op suggesties voor nadere
uitwerking.
Bas van den Berg
Cocky Fortuin–van der Spek
Aat van der Harst

meervanverhalenTVL

LUISTER IK HEB EEN VERHAAL VOOR JE
verhalenrubriek in Tijdschrift voor leerlingbegeleiding
door Aat van der Harst

intro vereniging congressen & cursussen publicaties links documentatie
Tijdschriftvoor Leerling-begeleiding
laatste TvL
verhalen
Luister, ik heb een verhaal voor je
Verhalen zijn van alle tijden. Verhalen boeien.
Juist die docent die prachtige verhalen vertelde blijft je je leven lang bij. Als docent en begeleider van leerlingen mag je een stukje meelopen met iemands verhaal. Misschien schrijft een leerling zijn verhaal net even anders na een gesprek met zijn mentor. Daarvoor hebben mensen die werken met jongeren het lef nodig om hun eigen verhaal onder ogen te zien en te vertellen. In deze rubriek staan verhalen die eerder in het Tijdschrift voor Leerlingbegeleiding verschenen.
Aat van der Harst schreef en verzamelde de verhalen, die een inspiratiebron willen zijn voor uw eigen verhalen in de klas. Luister, ik heb een verhaal.
Aat van der Harst is projectleider Leerlingzorg bij CPS te Amersfoort. Alle verhalen in deze rubriek zijn eerder gepubliceerd in het Tijdschrift voor Leerlingbegeleiding. Sommige verhalen zijn voorzien van aanwijzingen voor het gebruik in bijvoorbeeld de mentorles.
Luister, ik heb een laatste verhaal voor je
De tocht van de held
Compassieverhalen
Tristan en Isolde
Belle en het beest
Roos is boos
Strand
Odyssee
Kom je me helpen
De drie zusters
Circle time
De queeste van Quintus (2)
De queeste van Quintus
De godin Kuan Yin
De adem van kinderen
Sergej Iwanowitz en Peter Weijer
Net(to) resulaten
Kélilé en Demné
Mentorlessen met Toon Tellegen
Opnieuw leren lopen
Man op perron
Harry Potter
Fitness en Moskou
De trein naar Plavlovsk en Oostvoorne
De duintop
Straatnieuws
Samen door de Grand Canyon
Tunnels (verteld door Corrie Bouw)
Mijn doel: Leeuwarden
De Olifant (Slawomir Mrozek)
Buiging (Milton H. Erickson)
De vrouwe van Stavoren
De wereld van Merlijn (Despak Chopra)
Zeven Mateinnu (Joseph Bruchac)
De jongen (Pete Pronk)
Uit: Mijn avonturen door V.Schwrm (Toon Tellegen)
De reis van een held
Inspirerende verhalen
Het circus
Leraren (Ischa Meijer)
Van de schoonheid en de troost (Karel Appel)
Ontmoeting met een boek (over Philip Roth 'De menselijke smet')
Verhalen van een stad
Weer thuis
Mein teures Bein (Heinrich Böll)

woensdag 12 maart 2008

Wandelaar 1: Amsterdam

De wandelaar in Amsterdam

Hij loopt station RAI uit; een grote poster roept hem toe; Geniet Echt!!! Het voorjaarsweer, na weken van storm, zet deze uitnodiging kracht bij. Hij besluit de plattegrond in de rugzak te houden en op gevoel de stad te doorlopen. In de RAI volop bedrijvigheid;voorbereidingen voor de damesbeurs en een kerk die nog kerk is en geen koophal of sportcentrum. Hij zit opde achterste bank en luistert naar wat onbeholpen orgelspel. Een leerling nog. Dan de Beethovenstraat. Hij stelt zich vor hoe Grete Weil hier ooit haar boek schreef, staande achter een raam dat uitkeek op de tramhalte waar Joden weggevoerd werden. Hij loopt de prachtige boekhandel in en vindt een uitgebreide plank met "levensverhalen", allemaal verhalen over Joden in de zwarte tijd van de veertiger jaren. Hij steekt de Apollolaan over, plek waar veel moorden werden gepleegd de afgelopen jaren. Het is rustig deze dag, al kijkt hij toch even goed uit bij het oversteken. Op het Olympiaplein ziet hij een grote triomfboog, herinnering aan de Spelen lang geleden. Wat een prachtig deel van de stad is dit; hij kent de binnenstad goed,maar dit deel van Oud-Zuid is nieuw voor hem. Hij zou er best willen wonen. Dan het Vondelpark dooor, waar hij zijn dochter belt dat hij in de stad is. Het komt haar ook goed uit en ze spreken af voor over een uurtje. Hij loopt over het Leidseplein naar die leuke Bagelstore in het centrum. Ze praten honderduit, de wandelaar en zijn dochter. Over haar plannen om in Mexico in een weeshuis te gaan werken. Hij heeft inmiddels geleerd dat kinderen hun eigen levenskeuzes maken en houdt zijn argumenten om snel carriere te maken in de hotelwereld keurig voor zich. Van jongsaf aan hebben ze geleerd om op te komen voor de zwaksten en meest kwetsbaren in de wereld. Dan krijg je dat dus later; ze moet dat gewoon maar gaan doen, dat weeshuis in Mexico. Die carriere komt ook nog wel. Na de goed smakende bagel nemen ze afscheid. Zij loopt naar haar luxe hotel aan de Nieuwezijds; hij zet zijn wandeling door de stad voort. Hij passeert wat grachten en ziet dan achter het raam van een grachtenpand de dichter/priester zitten, schrijver van al die prachtige gedichten die zo troostrijk en inpsirerend voor hem zijn, al jaren lang. Even overweegt hij om aan te bellen en te spreken met die man van taal. Hij doet het niet en loopt verder, flarden van gedichten in zijn hoofd ..."Ik dacht een dorre vlakte te zien; volle schoven zie ik , lange halmen, aren waarin de korrel zwelt. Bomen omranden het bouwland, heuvels golven de verte in...". Natuurbeelden in de grote stad. Verder door de Jordaan: bioscoop De Cavia, waar zijn zoon de filmliefhebber vaak over vertelde. De scholen gaan uit en Amsterdamse moeders met de meest bizarre fietskarren rijden over de grachten. Vrouwen in de stad, niet de toeristes dan, maar de vrouwen die er wonen en vooral jonge moeders met fietskarren zijn mooi, zo veel mooier dan vrouwen in de provincie. Ineens staat hij voor de Westergasfabriek, plek van theater en films. Het doet hem denken aan de Kulturbrauerei in Berlijn. Wat zijn dit soort gebouwen mooi en geschikt om er een inspirerende plek van te maken voor kunstenaars. Op een muurtje in het Westerpark schrijft hij verder, de zon op zijn hoofd, bijzonder zo vroeg in het voorjaar. Het wordt al donker als hij door weer een mooie en voor hem nieuwe wijk vlak bij het IJ loopt. Hij gaat zitten in het koffiezaakje aan de Haarlemmerdijk. Uit de rugzak haalt hij het boek "Gaandeweg" van J.J.Voskuijl tevoorschijn. Hij leest over die sombere man die wandelingen door Frankrijk maakt en daar zo precies en boeiend over kan vertellen. Hij moet lachen om de mooie manier waarop Voskuijl de wereld beschrijft. Mensen in de koffiezaak kijken naar de man die daar zit te lezen en hardop lacht. Hij eet een broodje, leest nog wat verder en loopt dan door de inmiddels geheel donkere stad naar het centraal station, einde van de wandeling van vandaag.

Sara-verhaal 6: broodjeszaak op zaterdag

BROODJESZAAK OP ZATERDAG


Op zaterdag werkt Sara in een gezellig koffiezaakje midden in de binnenstad, “Betty”s Bagelstore”. Ze werken altijd keihard met z’n vijven: vier meiden van haar leeftijd en Betty, oprichtster en eigenares, die ongeveer 40 is en twee kleine kinderen heeft. Het is druk in de zaak op zaterdag. Het winkelend publiek weet het gezellige zaakje goed te vinden. De kwaliteit van de koffie, van de verse appeltaart en met name van de bagels met creamcheese is in de hele stad bekend. Als je lekker wilt koffie drinken of lunchen moet je bij Betty en haar meiden zijn.. Die middag vraagt Betty aan de vier meiden om even te blijven na het werk. Ze vertelt dat ze met man en kinderen een reis van drie maanden gaat maken. Voor de dagen door de week heeft ze een vervangster, voor de zaterdag is dat niet gelukt. “Ik heb er alle vertrouwen in dat jullie het met elkaar zullen redden; jullie zijn zo’n goede ploeg dat het volgens mij goed moet lukken; ik wil graag dat Zeynep de supervisie van de bediening op zaterdag op zich neemt en dat Sara niet bedient, maar mijn plek in de keuken inneemt en zorgt voor de appeltaarten en de hele coördinatie in de keuken. En uiteraard krijgen jullie extra betaald die weken, omdat jullie meer verantwoordelijkheid hebben”. Het is even stil; zij met z’n vijven de hele zaak runnen zonder een echte baas. Zouden ze dat kunnen? Zijn ze daar niet veelte jong voor? Wie moet er dan ’s morgens openen en wie praat er met een lastige klant die zeurt of niet wil betalen?

Het is een zaterdag, enige tijd later. Het is druk in de broodjeszaak. Vier jonge meiden bezorgen koffie, heerlijke appeltaart en verse bagels. Ze hebben het zichtbaar naar hun zin.

Sara-verhaal 5: Oud zeemansliedje

OUD ZEEMANSLIEDJE

Haar broer studeert en woont op kamers in Utrecht. Ze is best jaloers op hem als ze ziet hoeveel vrijheid hij heeft. De meeste weekenden is hij thuis en ze geniet van al zijn verhalen. Dit weekend gaat ze bij hem op bezoek in Utrecht en ze zal zelfs een nacht blijven slapen op zijn kamer, wat nog nooit gebeurd is. Op zaterdagavond eet ze met hem lekkere macaroni in het studentenhuis en daarna gaan ze samen de stad in. Het is die avond smartlappenfestival en ze gaan naar een café waar een vriend van haar broer optreedt. Daar op een klein podium zit Daan met zijn accordeon en zingt liedjes. Ze vindt het geweldig om daar te staan in de massa mensen die meedeinen met de muziek. Ze voelt tranen in haar ogen als ze het lied De Zee hoort. Het is een oud zeemanslied met het refrein: “De zee, de zee, ze bracht ons welvaart; maar ja, zij moet worden betaald”

Daan zingt over een jongen die tegen de wil van zijn moeder gaat varen met het schip De Eendracht. In de kranten komt enkele maanden later het bericht dat De Eendracht met man en muis is vergaan op de Stille Oceaan. De moeder van de jongen wordt doodziek als ze het hoort. Hoe kan ze verder leven zonder haar geliefde zoon. Als ze daar al weken ziek in bed ligt, wordt er gebeld en staat de verloren gewaande zoon voor deur. De jongen vertelt hoe hij een week op een stuk mast gedreven heeft en bijna uitgehongerd door een schip is opgepikt. Daarna heeft hij de trein genomen, terug naar huis. Eind van het lied is een omhelzing van moeder en zoon.


Sara staat in het smartlappen-café in Utrecht, ontroerd en tegelijkertijd heel gelukkig.

Sara-verhaal 4: Ontmoeting met vroeger

ONTMOETING MET VROEGER

De dag was anders gelopen dan ze die ochtend had kunnen denken. Tijdens het derde uur, de mentorles, stelt de mentor een nieuwe leerling aan de klas voor. “Dit is Melody, ze zal vanaf nu in jullie klas zitten”. Meteen weet Sara weer wie het is: het meisje dat op de basisschool in groep zeven van school ging omdat ze zo werd gepest. Ze ziet meteen weer beelden voor zich hoe zijzelf en een andere groep populaire meiden na allerlei andere pesterijen een tas in de vijver gooiden. De eigenares was een week later van school gegaan Sara had toen al geweten dat het niet klopte wat ze deed, maar was doodsbang om haar positie als coole leidster in de klas te verliezen. Stel dat ze toen niet mee had gedaan; dan had ze misschien zelf wel uit de groep gelegen. De twee meiden kijken elkaar aan; Melody trekt wit weg als ze haar vroegere pestster ziet. “Zou het hier, jaren later, weer gaan gebeuren?”
Na afloop van de lessen zorgt Sara ervoor dat ze Melody zogenaamd toevallig ontmoet in het fietsenhok. “Ik wil nog zeggen dat het me spijt van toen; ik vind het vervelend dat je door mij en die andere meiden van school af gegaan bent. Van die tas, dat was stom, dat had ik niet moeten doen”. Melody knikt. Eerst valt er een ongemakkelijke stilte, dan: “Ik ben blij dat je dat zegt. Ik vond het heel erg toen; vooral van jou viel het me tegen, omdat we elkaar al zolang kenden”. Weer een stilte; wat moet je zeggen op zo’n moment.”Nou hoi, tot morgen dan”, zeggen ze als ze beiden een andere kant op fietsen. Eén ding weten ze beiden: Dat van die tas was toen en nu is het anders.

Sara-verhaal 3: de auditie

De auditie, maar niet van Idols

Ze heeft al vier rondjes om het gebouw heen gelopen. Straks zal ze een liedje gaan zingen, solo, en mensen gaan beoordelen of ze bij het koor mag komen. Ze zou het liefst weer naar huis gaan en trilt van de zenuwen.

Het begon ongeveer een maand geleden. Er hing een poster op het prikbord: Musicalkoor Sound of Music zoekt nieuwe zangers en zangeressen. Haar oog was erop gevallen en even had ze zich voorgesteld hoe het zou zijn om op een koor te zitten. Daarna was ze het weer vergeten. Na een tijdje was de muziekleraar naar haar toegekomen en had gevraagd of het niets voor haar was, dat koor. Ze was verbaasd geweest, dat hij het juist aan haar vroeg. Zo vaak had ze niet gezongen in de klas en in de schoolmusical had ze alleen als zangeres in het grote koor meegezongen. Toch had ze na de les het telefoonnummer op de poster genoteerd. Bij de repetitie die donderdag was ze de enige nieuwe en zat aan de zijkant van de zaal te luisteren. In de pauze kwamen diverse mensen naar haar toe, vroegen wie ze was en of ze in het koor kwam zingen. Leuke mensen waren het, waar ze best bij zou willen horen. En de liedjes klonken geweldig. Na afloop had ze van de dirigente gehoord dat je auditie moest doen, om bij het koor te mogen zingen. Ze voelde zich rood worden; zo goed was ze nou ook weer niet. Ze moest denken aan het programma Idols en hoe mensen daar door de jury worden afgekraakt. Het is niet een gedachte die echt helpt om zich lekker en vol zelfvertrouwen te voelen. Een week later is de auditie.

Ze staat naast de piano en zingt het liedje dat ze heeft voorbereid. Het gaat niet super; ze voelt hoe haar stem trilt. Dan hoort ze dat ze is aangenomen. “Je hebt een leuke stem; we hebben je er graag bij”. Juichend komt ze thuis.

Sara-verhaal 2: naar Parijs

NAAR PARIJS

Sara woont nu een maand in haar nieuwe woonplaats. Om eerlijk te zijn valt het allemaal niet mee. Op school voelt ze zich vaak alleen, ook al zijn de nieuwe klasgenoten aardig tegen haar. De lessen zijn moeilijk; er zijn allemaal andere boeken, waaraan ze heel erg moet wennen. De leraren zijn ook strenger hier. Ze woont in een mooi huis, maar haar ouders hebben weinig tijd voor haar nu ze het allebei druk hebben met een nieuwe baan. Sara had het zich leuker voorgesteld.
Als ze op een dag wat somber alleen thuis zit, gaat de telefoon. Het is haar nichtje Maya, die een paar jaar ouder is dan zij. Vroeger gingen ze vaak bij elkaar logeren. Maya woont sinds haar eindexamen een jaar in Frankrijk en heeft op msn enthousiaste verhalen verteld over het prachtige kasteel dicht bij Parijs dat ook een conferentiecentrum is. Ze werkt er in de ochtend in de huishouding of aan de balie en volgt ’s middags Franse les. Dan vertelt ze waar ze voor belt: Zou Sara het leuk vinden om na haar laatste proefwerkweek een paar dagen naar Frankrijk te komen? Sara is heel erg verrast. Naar Parijs komen? Zij? Alleen?
Aan het eind van de middag spreekt ze haar ouders en die vinden het goed. Zij zullen Sara op de Thalys zetten in Rotterdam en als ze dan in Parijs van de trein gehaald wordt, mag het.
Sara weet dat ze nog een paar weken hard moet werken op haar nieuwe school, maar het vooruitzicht van deze bijzondere reis geeft haar vleugels. Die avond belt ze Maya:”Ik mag en heb er zo’n zin in. Kom je me van de trein halen?”

Sara-verhaal 1: Afscheid van de zee

AFSCHEID VAN DE ZEE

Sara woont in een huis vlak achter de duinen in een kustdorp. Als ze uit school komt gaat ze meestal even bij haar oma langs, die in een vissershuisje achter de boulevard woont. Bij oma is het altijd gezellig en tegen haar kan ze alles vertellen wat er op school gebeurd is. Vaak loopt ze, nadat ze bij oma is geweest, naar de hoge duintop aan de zuidkant van het dorp. Hier kan je heel ver kijken; je ziet schepen in de verte en er zijn altijd zeemeeuwen die krijsend om je heen vliegen. Ze heeft er vaak gestaan, maar ze weet dat het nu een bijzondere keer is. Ze staat daar voorlopig voor de laatste keer. Morgen gaan ze naar de stad in het oosten van het land, waar haar ouders allebei een nieuwe baan gevonden hebben. Oma moest een beetje huilen net en had gezegd dat ze het wel zou gaan missen dat Sara bijna dagelijks even langskwam. Sara weet niet wat ze het meest zal missen: haar vriendinnen, haar huis, haar school of oma. Wat ze in elk geval gaat missen is de zee en het strand. Het kan zo lekker waaien als je hier op het duin staat. Na een lange schooldag, als je een beetje duf bent, word je hier weer helemaal fris. In de winter is het hier ook heel prettig, als de grond hard bevroren is en de helmstruikjes wit zijn. Of in de zomer, als de zon lekker schijnt. Wat ze zeker weet, is dat ze vaak terug zal denken aan deze plek aan de zee, haar plek. Ze raapt een mooie grote schelp op uit het zand. Die zal haar zeker helpen om het naar haar zin te gaan krijgen in haar nieuwe woonplaats, op haar nieuwe school. Ze is benieuwd hoe het daar zal zijn en of ze snel weer nieuwe vriendinnen zal hebben. Met een glimlach loopt ze voor de laatste keer de weg naar haar oude huis.