dinsdag 28 februari 2012

Gastvrijheid


Arm, maar volmaakt gelukkig

Ongekende Franse gastvrijheid

We wandelen samen met onze Duitse vriend, die we onderweg leerden kennen, en zijn ezel door het prachtige Franse heuvellandschap. Het is fascinerend om een voettocht te maken met een ezel.
Pelgrims met ezel
Ezel als metgezel
Sebastian, onze Duitse medepelgrim uit de buurt van Freiburg, vertelt ons de drie grote voordelen van het wandelen met een ezel. Je hoeft geen bagage te dragen; je bent nooit alleen en in elk dorp heb je meteen aanspraak; je wordt uitgenodigd voor een maaltijd en je krijgt een slaapplaats. Peregrina is een fantastisch beest. In de ochtend is ze niet bij te houden en ’s middags niet vooruit te branden. Als het regent of er dreigt onweer weigert ze absoluut om verder te lopen. Vriendelijk toespreken, dreigen met vanavond geen eten, duwen, trekken, het helpt allemaal niets. Verder is ze geweldig. Die zondagochtend zijn we al vroeg gaan lopen. We krijgen om 6 uur al een goed ontbijt van onze gastvrouw in Voutenay-sur-Cure, dat 196 inwoners telt en ligt in het departement Yonne. Die dag zullen we de plaats bereiken waar we al een paar weken naar uitkijken: Vézelay. Om 11 uur is er een mis in de basiliek Sainte-Marie-Madeleine en die willen we graag bijwonen. Het is een mooie ochtend, windstil, prachtig heuvellandschap en de ezel heeft er zin in.
Onverwachte ontmoeting
Rond acht uur komen we langs een onooglijke hut. Een man in een houthakkershemd, in korte broek en op kaplaarzen spreekt ons aan: hebben wij trek in koffie? We aarzelen even, want de tijd tot de mis in Vézelay is beperkt, maar de zin in koffie wint het. Even later zitten we aan een eenvoudige houten tafel in het minuscule huisje samen met de man en zijn vrouw. We krijgen koffie voorgezet, vers stokbrood en kersenjam. Als we de rust prijzen van de plek waar ze wonen, vertellen ze dat jongens uit het dorp de heuvel naast hun huis vaak gebruiken voor brommercrosses en hoe dat de rust verstoort. Dan komt het hele verhaal van het echtpaar, dat ze beurtelings vertellen.
Bijzonder levensverhaal
Een aantal jaren geleden woonden ze nog in de stad Limoges. Beiden raakten ze werkloos. Ze konden hun huur niet meer betalen van de uitkering, hoorden dat deze hut leeg stond en besloten daarheen te gaan. Er is geen stromend water, geen elektriciteit. Water halen ze bij een put in de buurt, ‘s avonds zitten ze bij kaarslicht. Inwoners van het dorp kijken argwanend naar hen. Even vraag ik me af, of de koffiekopjes fris en hygiënisch zijn. Hoe hebben ze het brood gebakken, hoe de kopjes afgewassen en hoe vers is het water? Die gedachten verdwijnen als ze verder vertellen. Elke dag komen er wel pelgrims langs, op weg naar Santiago de Compostela. Zij hebben zich als taak gesteld om hen als gast te verwelkomen en eten en eventueel onderdak in het schuurtje te verschaffen. Dat is hun nieuwe levenstaak geworden. Ze willen er niets voor terug hebben, behalve een ansichtkaart van onze woonplaats als we weer thuis zijn. Ze laten ons een plakboek zien met foto’s en kaarten van voorgangers. Ze vragen of we nog een koffie lusten. We hebben er geen tijd voor, maar besluiten dat een mis in de basiliek nooit zo bijzonder kan zijn als aan een houten tafel zitten bij arme en gastvrije mensen die met ons hun brood en koffie delen. Ze hebben niets en lijken volmaakt gelukkig, met elkaar, met hun armoedige hut, met hun gasten.
Diep onder de indruk
Ze vergezellen ons naar de hoek van de weg en wijzen: Kijk daar ligt Vézelay, boven op de heuvel, ‘la colline éternelle’. Als we dit pad volgen zijn we er over twee uur. We nemen afscheid van elkaar met een omhelzing. Dan lopen we via het plaatsje Saint-Père de heuvel op, ieder met zijn eigen gedachten. Voor ons de prachtige basiliek, achter ons de gastvrije hut. Later vertellen we elkaar dat we alle drie onder de indruk waren. Niet de mis in de abdijkerk of de prachtige timpanen waar we zo lang naar uitkeken zijn de hoogtepunten van die dag, maar een ontbijt in een hutje met bijzondere mensen. Intussen draaft de ezel vrolijk vooruit en is nauwelijks bij te houden op zijn weg naar de prachtige basiliek op de heuvel.

zaterdag 7 januari 2012

Een pluisje op de wind van de geschiedenis.

"Het is niet omdat ik mijzelf zo belangrijk vind dat ik dit geschreven heb, maar ik vind wel dat ik in een belangrijke tijd geleefd heb. De grote veranderingen die zich in de wereld voltrokken tijdens mijn leven zijn als een waterval over mij en mijn generatie heen gekomen. Daarvan wil ik nog een laatste maal getuigen". Met deze regels beginnen de memoires van Jan van Vleuten.

Gisteravond woonde ik in de Stadsschouwburg van Utrecht de voorstelling “Daar werd wat groots verricht” bij van Diederik van Vleuten. Bij het opruimen van een grote kast was ik twee theaterbonnen tegenkomen en het lag voor de hand om die in de kerstvakantie nog even soldaat te maken, voor ze weer in het vergeethoekje zouden verdwijnen. De keuze voor Van Vleuten was snel gemaakt: mijn partner en ik hebben goede herinneringen aan de cabaretvoorstellingen die hij in het verleden met Erik van Muiswinkel heeft gemaakt en een blik op de lovende recensies van dit solo-optreden maakte me al meteen enthousiast. Mijn hooggespannen verwachtingen werden niet teleurgesteld: het was een van de mooiste voorstellingen die ik in jaren heb gezien.

Het theaterprogramma van Van Vleuten is gebaseerd op de memoires van zijn oudoom Jan van Vleuten, een bijna 700 pagina’s tellend manuscript, dat hij in 1981 voltooide. Met behulp van een wandkaart, een kist, wat foto’s, een piano en de vier schrijfboeken met de memoires vertelt Van Vleuten ons het levensverhaal van zijn oom. Jan van Vleuten wordt in 1906 geboren in Nederlands Indië, brengt zijn jeugd door in Nederland, studeert landbouw in Zuid-Afrika en vindt als jonge twintiger een baan op een plantage in koloniaal Indië. Hij ontmoet er zijn grote liefde, de mooie Aukje, die als onderwijzeres op de plantage komt werken. Ze trouwen, zijn gelukkig en verheugen zich op een verlofreis naar Holland, zoals in die tijd gebruikelijk is. Maar het luxe schip de Marnix van Sint Aldegonde,  waarvoor ze eersteklas tickets hebben geboekt, verschijnt niet in de haven van Surabaya: de Tweede Wereldoorlog is uitgebroken. Beiden worden geïnterneerd in beruchte Jappenkampen en komen daar meer dood dan levend uit tevoorschijn. Tot hun grote geluk vinden ze elkaar weer en repatriëren met de nodige problemen naar Holland. Daar kunnen ze hun verhaal niet kwijt: de Nederlanders hebben immers zelf net een oorlog achter de rug. Als ex-lid van het Nederlands-Indische leger wordt Jan naar Indië gestuurd om mee te doen aan de politionele acties. Als hij terug is in Nederland moet hij onderaan de maatschappelijke ladder beginnen. Het is de tijd van de wederopbouw en door hard te werken komt hij er weer bovenop.

Het is een voorbeeld van hoe het leven kan lopen en het laat zien hoe mensen soms een pluisje op de wind van de geschiedenis zijn. Het was zo nu en dan om kippenvel van te krijgen en het was soms muisstil in die Stadsschouwburg, waar een publiek van wel duizend man aanwezig was. En toch werd er ook veel gelachen, bijvoorbeeld om de anekdotes over oma Maggie, maar ook om kritiek op de huidige maatschappij.  Tweeënhalf uur op het puntje van je stoel zitten om te luisteren naar een verhaal over ons koloniale verleden. Dat kan alleen als er een rasverteller aan het woord is.

Wil de Graaf           7 januari 2011

vrijdag 6 januari 2012

Stad van mijn hart

Ik lees Adriaan van Dis: Stadsliefde, scenes in Parijs.

Van Dis beschrijft zijn liefde voor de stad en zijn wandelingen door de buitenwijken. Stad als spiegel:


 Verliefd op Parijs. Verliefd op een stad waarvan ik de kaart in mijn hoofd denk te hebben, maar die altijd een ander plan met mij heeft zodat ik aankom waar ik niet naar op weg was en vind wat ik niet zoek.

Al bijna veertig jaar zeurde ik dat ik in Parijs wilde wonen. Steeds weer overschaduwden praktische bezwaren mijn dromen en zei de schone, rijke stad: ken je plek. Hoe vaak heb ik niet voor de etalages van buurtmakelaars gestaan. Ik ben met heel wat makelaars trappen op gegaan; hijgerig heb ik de miezerigste mansardes bekeken, gedreven door een angstig willen. Vier keer heb ik een studio gehuurd, maar altijd halfslachtig. Zodra mijn verlangen naar schoonheid en eenzaamheid was verzadigd, ging ik terug naar Amsterdam. Tot Parijs weer in mijn hoofd kwam spoken. Vroeger deed ik het af als een jongensdroom, maar de droom en de roep zijn met de jaren alleen maar sterker geworden. Parijs, Parijs….

In 2003 heb ik opnieuw gehoor gegeven aan die lokroep. Op een slome lentedag, toen ik niets zocht. Voor ik het wist, vloog ik een trap op en tekende papieren: soms geeft de angst je vleugels. En sindsdien woon ik op een zonnige zolder in het zesde- eenendertig vierkante meter, vijfhoog onder een zinken dak: mijn naam staat op de brievenbus, ik sta ingeschreven bij het gas en licht, ik heb een fiets, een kapper, een dokter en tweemaal in de week een strijkende werkster. Ik ben lid van de fitness en lees elke dag een half uur Le Monde, zakwoordenboek binnen handbereik. Mijn boodschappen doe ik bij Le Marché d’Annie, mijn overbuurvrouw. Annie is mijn houvast. Haar raam is beplakt met tientallen kassabonnetjes- openstaande rekeningen van buurtgenoten. Toch ziet ze alles, met haar oren. Op Annie kan iedereen rekenen, ze is de burgemeester van de straat.

woensdag 4 januari 2012

De Gijsbrecht, 2 januari Stadsschouwburg Amsterdam

TAAL VAN VONDEL

De traditie om rond Nieuwjaar De Gijsbrecht van Amstel van Vondel in de Amsterdamse schouwburg te spelen is in ere hersteld. Drie eeuwen lang ging dat zo, tot de actie Tomaat in 1968 er op hardhandige wijze een eind aan maakte. Ik had vaak gehoord over deze traditie en over dit stuk van Vondel, maar zag het nog nooit. Benieuwd ging ik op 2 januari, een dag na de premiere, naar de schouwburg op het Leidseplein. De sfeer vooraf in de statige gangen met de acteursportretten is opgewonden; mensen zijn zich bewust dat dit een bijzonder moment is. Ook ik besef dat ik in een traditie van eeuwen sta door hier rond Nieuwjaar dit stuk te gaan zien. We hebben een mooie plek op het eerste balkon met goed zicht op het hele toneel.

De beginmonoloog van Mark Rietman in de rol van Gijsbrecht is indrukwekkend. Daarna wordt in lange monologen het verhaal van de belegering van Amsterdam in 1296 verteld. Het is een verhaal van oorlog, geweld tegen vrouwen en wraak. Er zijn veel overeenkomsten met klassieke Griekse drama”s. Net als bij Troje wordt er een schip met soldaten de stad binnengesmokkeld. De taal van Vondel is prachtig muzikaal. Prachtig is de rol van Marisa van Eyle, die de oude taal indrukwekkend tot leven brengt. Niet alle spelers halen dat niveau.

Ik zit in een Schouwburg en kijk naar een stuk van eeuwen oud. Het is niet altijd toegankelijk met al die lange monologen en weinig handeling. Toch geniet ik. Dat heeft naast de kwaliteit van het stuk veel te maken met het besef in een traditie te staan van mensen die ook in vroeger tijden naar het theater togen om te genieten van taal, van spel, van spanning. Daardoor gingen ze iets meer van het leven begrijpen. Gelukkig worden ze nog steeds gespeeld, de klassieke Griekse stukken, Ayschylos, Sophocles, Euripides; gelukkig kunnen we de teksten van Shakespeare, Ibsen, Vondel nog steeds horen. Het zijn stukken die de eeuwen doorstaan hebben en alleen daardoor al de moeite waard.

Soms de herkenning van een tekst , waarvan ik niet eens wist waar die vandaan kwam:

Het hemelsche gerecht heeft zich ten lange lesten
Erbarremt over my en mijn benaeuwde vesten

En

Waer werd oprechter trouw
Dan tusschen man en vrouw
Ter weereld oit gevonden?
Twee zielen gloende aen een gesmeed,
Of vast geschakelt en verbonden
In lief en leedt.

Ik applaudisseer voor de spelers en loop met mijn reisgenote over het Leidseplein, de wereld van 2012 in. Heel anders dan toen, in de 17de eeuw, of is er niet echt veel veranderd? Ik sta in een traditie van eeuwen en dat alleen al geeft me een goed gevoel.

Aat van der Harst, 4 januari 2012