dinsdag 20 december 2011

Liefde en troost

WEG VAN VERHALEN

Ken je het verhaal over Keizer en het gebroken hart?
Het is een fragment uit een boek van Koos Meinderts: ‘Keizer en de verhalenvader’.


Context:
Keizer is een jongen, die verliefd is op Roos. Keizer heeft ook een groot geheim. Een geheim dat te maken heeft met zijn moeder, die niet meer leeft. Roos is zijn geheime vriendin. Dat zegt hij ook tegen haar bij het Standbeeld van de Koning aller Harten. Bij een volgend afspraakje  is ze niet alleen. Esther is er ook bij. Keizer schrikt. Hij dacht dat Roos alleen was en Esther kent hij niet. Op dat ogenblik vraagt Roos hem om zijn geheim te verklappen. Maar dat doet Keizer niet. Hij is kwaad. Hij zegt dat hij haar haat. Esther werpt hem voor de voeten dat hij het hart van Roos gebroken heeft en daar kun je dood van gaan. Met die beschuldiging komt Keizer thuis.


Keizer en het gebroken hart
Papa’, vraagt Keizer, ‘ken jij iemand met een gebroken hart?’ Zijn vader gaat op de rand van het bed zitten. Keizer schuift naast hem. Zijn vader slaat een arm om hem heen. ‘Zeker ken ik iemand met een gebroken hart’, zegt hij. ‘Wie dan?’, vraagt Keizer. ‘Ken ik hem ook?’ ‘Hij zit naast je.’ ‘Jij? Heb jij een gebroken hart?’ ‘Niet meer. Maar de dag dat je moeder verdween, toen is mijn hart gebroken.’ ‘Daar ga je dus niet dood van, van een gebroken hart?’ ‘Het had gekund.’ ‘Maar waarom is dat bij jou niet gebeurd?’ ‘Dat komt door jou.’ ‘Door mij?’ ‘Door jou, ja, een hart heeft iemand nodig om voor te kloppen. En mijn hart klopt voor jou. Luister maar.’ Hij drukt Keizers hoofd tegen zijn borst. Keizer luistert naar het kalme bonzen van zijn vaders hart. ‘Hoor je het?’ Keizer knikt. ‘Klopt het alléén voor mij?’ ‘Ook wel voor mezelf hoor.’ ‘En voor wie nog meer?’ Dan vertelt zijn vader hem het verhaal van zijn gebroken hart…







Gelukkige liefde

Wislawa Szymorska is een dichteres uit Polen, die in 1996 de Nobelprijs voor de literatuur kreeg. Ze schrijft gedichten over belangrijke menselijke thema’s. Veel mensen wachten op de liefde van hun leven, met wie ze hun hele leven zorgeloos kunnen doorbrengen. Bestaat dat, gelukkige liefde, of  kan je dan lang wachten? Het gedicht Gelukkige liefde van Szymborska zegt er dit over:

GELUKKIGE LIEFDE

 Gelukkige liefde. Is dat normaal,

Verdient dat respect, heeft dat nut-

Wat moet de wereld met twee mensen

Die voor elkaar de hele wereld zijn?

 Zonder enige verdienste tot  elkaar verheven,

Stom toevallig twee uit een miljoen en er toch van overtuigd

Dat het zo moest gaan- als beloning waarvoor? Voor niets;

Het licht valt nergens vandaan-

Waarom juist op hen, en niet op anderen?


Kijk eens naar het gelukkige stel:

Als ze zich nu ene beetje inhielden,

Ter wille van hun vrienden wat neerslachtigheid veinsden!

Hoor ze eens lachen- aanstootgevend

….

Laat de mensen die geen gelukkige liefde kennen

maar volhouden dat gelukkige liefde nergens bestaat.

Met dat geloof valt het hun lichter te leven, en te sterven.


Odysseus, een held onderweg

 WEG VAN VERHALEN
Odysseus was graag op Ithaka gebleven, samen met vrouw en kind. Maar het loopt anders. Agamemnon heeft de oorlog verklaard aan Priamos, koning van Troje. Als bondgenoot van Priamos voelt Odysseus zich verplicht om voor de zware en gevaarvolle reis richting Troje te kiezen. Tien jaar zal het beleg van Troje duren en ook nog eens tien jaar de omzwervingen van Odysseus. De reis van de held wordt prachtig beschreven door Imme Dros. Zo beschrijft ze in “Odysseus, man van verhalen” de gevaarvolle terugreis. Odysseus zelf vertelt:

Odysseus, man van verhalen

Eerst kwamen we langs de Sirenen, die mensen beheksen met hun wondermooie gezang. Op het veld om hen heen liggen bergen skeletten waarvan het vlees is weggerot. Wie naar hun helle stemmen luistert komt niet meer thuis. Toch wilde ik de Sirenen horen. Maar ik nam de raad van Kirke ter harte: ik heb de oren van mijn mannen dichtgesmeerd met was en mezelf aan de mast laten binden. Mijn mannen roeiden kalm voorbij de klippen, maar ik hoorde de Sirenen zingen, zo meeslepend, zo verrukkelijk, zo hartverscheurend mooi.. Ik smeekte mijn mannen het schip te keren, ik bad, ik huilde, ik wrong me in de touwen, maar ze gaven geen krimp. Toen moesten we door de smalle engte tussen twee gevaarlijke rotsen, de Skylla en de Charybdis. Skylla zit in een hol in de ene rots, ze heeft het geluid van een hondje, maar ze is enorm groot en afzichtelijk om te zien. Twaalf poten heeft ze en zes langgerekte nekken. Op elke nek staat een ontstellende tronie te grijnzen met vlijmscherpe tanden en met elke kop grist ze een man van het schip dat haar rots voorbijvaart. Aan de andere kant zit de zeeslurper Charybdis. Drie keer per dag slurpt ze het zoute water op: dan zie je de zwarte zeebodem in het midden van een kokende draaikolk. Wie in de buurt komt is verloren, zelfs Poseidon kan hem niet redden. We stuurden het schip langs de rots van Skylla en zes mannen kwamen daarbij om. Ik zag hoe ze boven mijn hoofd verdwenen in de bekken van Skylla,. Ze riepen mijn naam nog”.

Stemmen van vertrouwen en twijfel

WELKE STEM WINT HET?

 (Verschijnt  in Zinbox voorjaar 2012)

Het is het verhaal van twee jongens die opgroeien in het Himalaya-gebergte. Ze kennen elkaar niet, want de één groeit op aan de ene kant van en hoge berg en de ander precies aan de andere kant van dezelfde berg. Het is een gebruik in deze streken, dat als een jongen zestien jaar wordt, hij een proef moet doorstaan en de berg alleen en zonder hulp moet beklimmen. Aangezien de jongens op dezelfde dag zijn geboren beginnen ze beiden op hetzelfde  moment, op hun verjaardag, te klimmen; de één aan de ene kant, de ander aan de andere zijde.

Na een paar dagen is de  jongen op de westelijke berghelling halverwege. Daar kijkt hij naar boven en ziet de top boven zich, half in de mist en nog heel ver weg. Hij denkt:”Ik ben al zo lang onderweg en het is nog zo ontzettend ver; dat haal ik nooit”. Moedeloos en vol twijfel gaat hij op een rots zitten en keert vervolgens terug naar zijn huis in het dal.

Op hetzelfde moment  is de jongen op de oostelijke helling ook halverwege. Hij kijkt achterom en ziet ver beneden zich in het dal het dorp waar hij is opgegroeid. Terwijl hij daar diep beneden zich  zijn dorp ziet, denkt hij: “Zo ver geklommen al; wat ben ik al ver gekomen!”. Vol vertrouwen zet hij zijn tocht voort en twee dagen later bereikt hij de bergtop.

Weet je:

“Veel beslissingen nemen we op basis van stemmetjes in ons hoofd . Bij een keuze kunnen de stemmen  elkaar behoorlijk tegenspreken. Dat maakt kiezen soms heel lastig. We zijn ambitieus en hebben tegelijk een luilak in ons. We willen veel geld verdienen, maar ook een baan met uitdaging en creativiteit”. Goede keuzebegeleiding geeft leerlingen inzicht in wat er allemaal komt kijken bij kiezen. Twee stemmen die bij een keuze  in ieder van ons zitten zijn de stemmen van Vertrouwen en de stem van de Twijfel. De vraag is welke wint. Het is het verschil tussen de top van de berg wel halen of halverwege blijven steken.

Bespreken:

- Noem eens een lastige keus die je ooit gemaakt hebt. Wat zei de stem  van de Twijfel tegen je? En wat de stem van het Vertrouwen? Welke stem won het en wat deed je?

- Noem eens een keus die je in de nabije toekomst gaat maken? Welke verschillende stemmen spelen daarbij een rol? Hoe ga je met al die stemmen in  je tot een keus komen?




DE AREND EN DE KIP


Weg van verhalen. Gepubliceerd in: Zinbox januari 2011

Je kunt altijd een nieuwe start maken en meer de persoon worden die je in wezen bent.
Dat maakt Leonardo Bof duidelijk in het volgende verhaal:

De arend en de kip

Er was eens een boer die naar een bos ging om een vogel te vangen die hij thuis in een kooi
wilde zetten. Het lukte hem om het jong van een arend te vangen. Thuisgekomen
zette hij hem in het kippenhok. Daar liep de kleine arend maïs te pikken en dat
terwijl de arend toch de koning of de koningin van alle vogels is.
Vijf jaar later kreeg deze man bezoek van een natuurkenner. Toen zij door de tuin
wandelden, riep de bezoeker uit: ‘Maar, die vogel daar, dat is toch geen kip!
Dat is een arend!’
‘Dat klopt’, zei de boer. ‘Dat is een arend. Maar ik heb hem grootgebracht als een
kip. En daarom is hij nu, na al die jaren, niet langer een arend.
Beide mannen besloten een test te doen. De vogelaar nam de arend, hield hem hoog in
de lucht, maar de arend klemde zich vast. Verward keek hij rond. Toen zijn blik
op de kippen viel en hij zag hoe die daar beneden hun graantjes pikten, sprong
hij omlaag en voegde zich weer bij hen.
‘Heb ik het je niet gezegd’, riep de boer triomfantelijk uit, ‘het is werkelijk een doodgewone kip!’
De volgende dag waren de natuurkenner en de boer in alle vroegte uit de veren. Ze tilden de
arend op, en gingen met hem de stad uit. Ze liepen net zo lang tot ze de huizen
achter zich hadden gelaten en klommen de berg op. De opkomende zon gaf de
toppen van de bergen een gouden gloed.
Aangekomenop het hoogste punt tilde de vogelaar de arend in de hoogte en sprak op
bevelende toon: ‘Arend, wanneer je werkelijk een arend bent, wanneer je werkelijk aan de hemel toebehoort en niet aan de aarde: open dan nu je vleugels en vlieg!’
En ja hoor, op dat moment opende hij zijn machtige vleugels. En toen, zie daar… hij begon
te vliegen, de hoogte in, hoger, steeds hoger. Hij vloog… en hij vloog… totdat hij uit het zicht verdwenen was en opging in het blauw van de hemel