maandag 6 oktober 2008

SARA 9 Met hart en ziel

SARA


Met hart en ziel

Als Sara iets doet, dan doet ze dat altijd met hart en ziel. Ze kan geen spelletje voor de lol doen, maar wil altijd winnen. Als ze naar haar oma gaat, dan neemt ze niet een klein bosje bloemen mee, maar een hele grote mooie bos. Als ze stage loopt in een tehuis voor gehandicapte kinderen dan is er niets belangrijker dan deze kinderen. Zo is ze nu eenmaal. Het gaat meestal goed, maar dreigt nu uit de hand te lopen met zingen. Vorig jaar werd ze lid van een musicalkoor. Naast drie repetities per week is ze ook verder ongeveer de hele tijd bezig met zingen. Ze oefent op haar kamer eindeloos de liedjes, bekijkt video”s en doet de danspasjes na. Verder heeft ze haar ouders gevraagd om individueel zangles te mogen nemen en om regelmatig musicals te gaan bekijken. Vorige week had ze een mentorgesprek. De mentor had aan haar gevraagd hoe het ging. Het was hem opgevallen dat ze niet erg met haar hoofd bij school was en dat ze weinig samen met vriendinnen deed. Ze vertelde dat ze zong en danste en dat dat het belangrijkste was. Toen hij vroeg wat er ook belangrijk was in haar leven noemde ze meteen vriendinnen en haar ouders en haar oma niet te vergeten en schoolfeesten en gym en naar de bios gaan. De mentor had verder niet zoveel gezegd, maar toen ze wegliep dacht ze er wel over na. Moest ze nou alles in haar leven op musical en zingen gooien of ook tijd maken voor andere dingen en andere mensen? “Musical is mijn hartstocht” had ze tegen de mentor verteld. Nu bedacht ze dat er op de tocht van haar hart ook anderen waren. “Toch weer eens kijken, wat ik nou echt belangrijk vind. Ik ga een ster worden, maar ga ik daar grenzeloos voor?”

SARA 8 De rode ballon

SARA

De rode ballon


Meestal kan Sara zich haar dromen nog precies herinneren, maar ze vertelt ze nooit. “Vindt u het niet gek?” vraagt ze na de les aan haar mentor, “dat ik mijn droom van vannacht vertel. Weet u nog dat ik vorige keer vertelde dat ik me zorgen maak over mijn broer, die in de stad woont, gokverslaafd is en af en toe geld steelt; en dat de sfeer in huis te snijden is als hij er is”. “Vertel maar”, zegt de mentor.

“In mijn droom wil ik naar mijn broer gaan, maar neem de verkeerde trein; ik loop van het station naar de haven en sluip over een loopplank aan boord van een schip. Ik ga op een verborgen plek op het dek zitten. Doodsbang ben ik als het midden op zee begint te stormen. Dan vinden twee matrozen me en beginnen in een vreemde taal op me te schelden. Ik ben zo bang, dat ik overboord wil springen in de golven. Er landt een grote rode luchtballon met een mandje eronder op het dek tussen mij en de mannen. Ik stap in en de ballon vliegt met mij de lucht in. Terwijl ik daar vlieg, schreeuw ik tegen de wind in:“Als u bestaat, maak dat mijn broer niet meer gokt en niet meer steelt en dat er geen ruzie meer thuis is”. Er komt geen antwoord. Dan word ik wakker. Ik ben naar school gegaan vanmorgen, maar ik weet dat ik naar mijn broer moet gaan en hem zeggen dat hij ermee moet stoppen. Mag ik na de pauze weg, dan ga ik naar hem toe”.

De mentor geeft toestemming. Sara gaat naar het station, nu wel op weg naar haar broer. Ze weet zeker dat hij naar haar, en alleen naar haar, zal luisteren.

SARA 7 Kindertehuis

SARA

Het kindertehuis

Een paar weken geleden was er een stageweek op de school van Sara. Iedereen werkte een week in een bedrijf, winkel, ziekenhuis of kantoor. Sara wilde graag iets doen met kinderen en kwam via haar tante in contact met een tehuis voor dubbelgehandicapte kinderen in Antwerpen. Samen met haar klasgenoot Melody schreef ze een brief en een week later hoorden ze dat ze welkom waren. Toen ze aankwamen, schrokken ze beiden van de kinderen die voor een deel niet konden lopen en de hele dag in een soort kooi lagen. Andere kinderen kropen rond en stootten oerwoudgeluiden uit. Zouden ze het hier een week lang redden? Na die eerste indruk gingen ze aan de slag. Ze deden al die dingen waar het overbelaste vaste personeel niet aan toe kwam: de kinderen voorlezen, met ze eten, ze op schoot nemen of heen en weer duwen op de schommel. Na een week was het lastig om afscheid te nemen. Ze merkten hoe ze zich aan de kinderen hadden gehecht.
De volgende maandag deden ze hun presentatie voor de klas: Sara vertelde, dat ze het bijzonder had gevonden om iets te doen voor kinderen met een dubbele handicap. Ze had zich aan de kinderen gehecht en had het lastig gevonden om weg te gaan. Deze week had ze het idee gehad echt iets goeds te doen. Later merkte ze dat klasgenoten over haar roddelden. Ze zeiden dat Sara schijnheilig was: lekker in Antwerpen een stage doen en dan ook nog vinden dat je goed werk doet en zoveel voor zielige kindjes betekent.
Sara praatte er met Melody over op de fiets naar huis. Wat was dat toch met die roddel in de klas? Ze waren heel eerlijk geweest bij hun presentatie en hadden het niet verteld om zichzelf in de lucht te steken. En dan toch…….

CLIMATICUS 3 EQ-coach

De emotioneel intelligente leider.

Ik heb een personal coach sinds een paar weken. Mijn vriendin Thea raadde mij aan om een EQ-coach te nemen. “Met je intelligentie is niets mis, beste Clim, maar op het gebied van emoties heb je nog veel te leren”, sprak ze zorgzaam. Nou heb ik mijn hele leven al iets tegen emoties. Ik kon op school altijd al goed leren, deed twee universitaire studies en ben niet voor niets topmanager op een groot ministerie. Dat alles omdat ik behoorlijk slim ben dus. Tot mijn eigen verbazing pak ik na Thea”s advies de telefoon en bel “Bureau Quintus, voor al uw EQ-vaardigheden”. Tijdens mijn eerste afspraak met Quintus himself, vertelt die me dat we eerst aan mijn boosheid gaan werken, volgens hem een bij mij wat ondergesneeuwde emotie. “Werken aan mijn boosheid, ondergesneeuwd; wat een soft gelul” denk ik, maar zeg ik niet. “Waarom zeg je niet gewoon dat je kwaad op me bent”, zegt Quintus, “je body language heeft dat allang verteld”. Op dat moment besluit ik om een andere coach te zoeken, wat mij betreft weer een rationeel therapeut of iemand die socratische gesprekken met me voert. Ik wil weglopen, maar Quintus verspert me de weg en geeft me met zijn vuist een stevige dreun tegen mijn borst. “Weglopen voor je boosheid, dat patroon ken je maar al te goed; deze keer gaat je dat niet lukken”. Ik sla drie keer stevig terug en merkt hoe me dat oplucht. Dit is een andere vorm van coaching dan ik ooit had. Na boksen is een andere sport aan de beurt. Mijn angercoach nodigt me voor dat weekend uit op de statribune van ADO Den Haag. Ik stribbel tegen, dat ik niet van voetbal houd en bang ben om me tussen het Haags gepeupel te begeven. Op zondagmiddag sta ik, bij een ADO-doelpunt, naast Quintus te springen tussen Haagse arbeiders. Even later scheld ik de scheidsrechter uit, weliswaar met: “u heeft het niet juist gezien”,iets andere taal dan mijn buurmannen dus, maar toch. “Daar heb je Climaticus” hoor ik iemand zeggen en ik herken een jongen van de verzendafdeling van ons ministerie. Dit verhaal zal maandag de ronde doen. Meneer Climaticus is hooligan geworden. Na de wedstrijd loop ik naast mijn personal coach richting mijn mercedes. ”Zo, de eerste stap op weg naar het managen van je anger is gezet; je hebt een beetje van je boosheid geuit. Nu ga je maandag op kantoor verder oefenen. Op wie ben je boos allemaal? Ik noem vier medewerkers en de naam van de minister. Ik krijg van Quintus toestemming om wat met boosheid en met grenzen te experimenteren. Het wordt een heerlijke week. Ik sla in het gesprek met de minister met mijn vuist op tafel en merk wat een prettig gevoel dat is. Hij luistert vervolgens beter dan anders. Ik trek twee vechtende ambtenaren uit elkaar en zet ze in de hoek. De hele afdeling zucht van opluchting; dat was nou precies wat deze mannen nodig hadden. Als ik over de afdeling loop en al mijn mensen aan het werk zie, springen ineens de tranen in mijn ogen. Een secretaresse reikt me een zakdoek aan en zegt:”U wordt toch niet emotioneel, intelligente leider?”

CLIMATICUS 2 (Strooks)

CLIMATICUS 4

Veel heb ik aan de adviezen van mijn goede vriendin Thea. Ze is topambtenaar op VROM en is daar door diverse glazen plafonds heen gestoten. Heeft nog een hoop ravage gegeven daar. Toen ik haar vroeg hoe ik mijn team in beweging houd, gaf ze me de tip om meer strooks te geven. Ik had geen idee wat strooks zijn, voordat Thea me uitlegde dat het een begrip uit de TA is. TA kende ik uitsluitend van het boekje dat in mijn herinnering “Ik ben oké en jij lekker niet” heet, maar dat bleek niet precies te kloppen. Thea vertelde me dat zij door TA een stuk betere leider is geworden. Nieuwsgierig geworden vroeg ik, wat dan strooks wel niet mogen zijn. Er volgde een college, waaruit ik in elk geval oppikte, dat strooks o.a. complimenten zijn en dat ze voor mensen in organisaties van levensbelang zijn. Ik vertelde haar dat ik nooit complimenten geef, omdat ik het vanzelfsprekend vind dat mensen hun werk goed doen en dat ze er goed verzorgd uitzien. Zij gaf me als uitdaging mee om twee weken lang flink te stroken op mijn afdeling. Ik zou zien dat het wonderen deed.
Het werden boeiende weken. Ik begon met het complimenteren van Van Dalen vanwege zijn geinige stropdas. Hij glom van trots en werkte die avond drie uur over. Enthousiast geworden besloot ik juffrouw Ellen de Bruin te stroken vanwege haar leuke oorlelletjes, waar ze altijd van die kleurrijke oorbelletjes in heeft. Die vallen me al heel lang op, maar ik had er nog nooit iets van durven zeggen. Nu mocht het. Ik geef toe dat “Ellen, wat heb je toch een leuke lellen en mooie gekleurde bellen” niet de meest fijnzinnige formulering was, maar het was een gemeende strook. Ze liep ijzig door en meldde zich de volgende dag ziek. Ik besloot Thea te bellen en te vertellen dat ik het experiment ging staken. Zij vond dat ik juist nu door moest gaan. “Fouten zijn leermomenten, Climaticus; complimenteer jezelf dat je het durft”. Zo had ik, perfectionist, er nog niet naar gekeken. Ik strookte die weken dapper door en wisselde strooks op uiterlijk en op capaciteiten, echte strooks, plastic strooks, targetstrooks vrolijk af: “By the way, juffrouw Jansen, leuk jurkje; van de Zeeman?” viel niet slecht. “Peter, ik vind je een fantastische vent; ik wou dat ik je vader was” gaf een gemengde ervaring. Ik zag dat het eerste deel van het compliment goed overkwam, maar dat het tweede deel too much was; alsof ik iets met zijn moeder wilde en hij dat niet zo leuk vond. Ook merkte ik, dat TA-jargon al veel verder in de maatschappij is doorgedrongen dan ik wist. Was ik de enige onwetende in Den Haag? Mijn secretaresses strookten elkaar al jaren, zo zag en hoorde ik. Ik gaf mijn chauffeur een compliment voor zijn rijstijl en kreeg als antwoord: “Dank u wel, meneer Climaticus, voor deze fijne rijstrook”. Toen ik op straat van een Afrikaanse vluchteling een daklozenkrant kocht, zei dat ik het dapper van hem vond om die lange reis hierheen te ondernemen. Reactie: “ Beste meneer, ik vat dit op als een gemeende vluchtstrook”. Gisteren sprak ik Thea en vertelde haar ik meer wilde horen over TA. “We gaan het niet over mij hebben”, zei ze. Jammer, want ik had zo gehoopt op toenadering en de ultieme strook: Een Climati-kus.

Wandelaar 3 Utrecht Galgenwaard

Wandeling op 3 oktober 2008 door Utrecht

Daar hoorden zij engelen zingen

Die dag zou ik de tentoonstelling over engelen bezoeken in het museum in het centrum van Utrecht. Het loopt echter anders. Ik zet mijn auto neer achter de Galgenwaard en loop langs het stadion van de plaatselijke FC. Een hek staat open; schilders zijn bezig het hek te verven. Ik groet hen vriendelijk en loop alsof het de normaalste zaak van de wereld is en ik hier hoor het stadion binnen. Het is volledig verlaten. Ik loop een tribune op aan de lange zijde en ga op een rood stoeltje zitten. Niemand legt me een strobreed in de weg tot zo ver. Ik pak mijn schriftje en pen en begin mijn wedstrijdverslag. De zon schijnt; de grasmat ligt erbij. De wedstrijd, speciaal voor mij, kan beginnen. Laat de spelers maar opkomen…..Precies als ik dat wens, komt er een suppoost, een stevige man in rood-wit jack de hoek om en klimt de tribune op. Hij blijft op een paar meter van me af tussen de tribunestoeltjes staan en vraagt: “Waar bent u van?”. Fascinerende vraag. Mogelijke antwoorden schieten door me heen: “Ik ben van Ajax”, niet slim hier. “Ik ben niet van steen” te cryptisch, “what am I suppoost to answer” te bijdehand. Tot mijn eigen verbazing hoor ik me zeggen: Ik ben journalist en ik maak een reportage over stadions op vrijdagmorgen. Is het goed dat ik hier zit en mijn artikel schrijf. “Uitstekend meneer; ik moest alleen maar even weten of het goed zit allemaal”. Ik antwoord dat ik in elk geval goed zit en geniet van het mooie stadion in de zon. Dat doet de suppoost zichtbaar goed en hij wenst me succes. Na de onderbreking geniet ik verder van zon, grasmat en sfeer van de Galgenwaard. Ik besef hoe ik houd van stadions,zoals je ook van paleizen of kerken kan houden. Toch woonde ik relatief weinig echte wedstrijden bij; veel meer zag ik er op televisie. De herinneringen aan sommige stadions in mijn leven zijn scherp. Als jongetje van 14 liep ik samen met mijn broertje, ook toen al ongezien, het Zuiderparkstadion in na de rust, als suppoosten even niet keken. We hadden geen geld en mochten op zondag geen profsport zien. Maar we zaten er wel, na de rust. Zo zagen we ADO eens met 4-1 winnen van GVAV. Als 17-jarige zag ik een bekerfinale in de Kuip, samen met klasgenoten. Ik beleefde kort erna de gekte van Dundee United-Celtic in Schotland. Ik zag met mijn kinderen Ajax-Panathinaikos in de Arena, met die wereldgoal van Ibrahimovic, waarna we met z’n vieren en met 50.000 anderen “Ajax, Ajax” brulden. Naast het bezoeken van deze wedstrijden stond ik in prachtige, doch lege, stadions in Barcelona en München en kreeg ik een privérondleiding door het stadion van de FC van Dirk Kuyt in Liverpool.
Vandaag, net als toen in Liverpool, ben ik weer onder de indruk van een leeg stadion. Ik zit moederziel alleen tussen 25.000 lege stoeltjes. Het is doodstil. Ik realiseer me dat er vandaag, vrijdagmorgen, veel voordelen zijn boven wedstrijddagen: Geen gebrul en gevloek naast me, geen geur van bier vermengd met rookworst, geen sigarettenrook aan alle kanten, geen spits van Utrecht die mist, geen scheidsrechter die het verkeerd ziet. Straks ga ik naar het museum met die tentoonstelling over engelen, maar nu, voor ik daar ben, kan mijn dag al niet meer stuk. Zachtjes neurie ik voor me uit: “daar hoorden zij engelen zingen”!!