zaterdag 7 januari 2012

Een pluisje op de wind van de geschiedenis.

"Het is niet omdat ik mijzelf zo belangrijk vind dat ik dit geschreven heb, maar ik vind wel dat ik in een belangrijke tijd geleefd heb. De grote veranderingen die zich in de wereld voltrokken tijdens mijn leven zijn als een waterval over mij en mijn generatie heen gekomen. Daarvan wil ik nog een laatste maal getuigen". Met deze regels beginnen de memoires van Jan van Vleuten.

Gisteravond woonde ik in de Stadsschouwburg van Utrecht de voorstelling “Daar werd wat groots verricht” bij van Diederik van Vleuten. Bij het opruimen van een grote kast was ik twee theaterbonnen tegenkomen en het lag voor de hand om die in de kerstvakantie nog even soldaat te maken, voor ze weer in het vergeethoekje zouden verdwijnen. De keuze voor Van Vleuten was snel gemaakt: mijn partner en ik hebben goede herinneringen aan de cabaretvoorstellingen die hij in het verleden met Erik van Muiswinkel heeft gemaakt en een blik op de lovende recensies van dit solo-optreden maakte me al meteen enthousiast. Mijn hooggespannen verwachtingen werden niet teleurgesteld: het was een van de mooiste voorstellingen die ik in jaren heb gezien.

Het theaterprogramma van Van Vleuten is gebaseerd op de memoires van zijn oudoom Jan van Vleuten, een bijna 700 pagina’s tellend manuscript, dat hij in 1981 voltooide. Met behulp van een wandkaart, een kist, wat foto’s, een piano en de vier schrijfboeken met de memoires vertelt Van Vleuten ons het levensverhaal van zijn oom. Jan van Vleuten wordt in 1906 geboren in Nederlands Indië, brengt zijn jeugd door in Nederland, studeert landbouw in Zuid-Afrika en vindt als jonge twintiger een baan op een plantage in koloniaal Indië. Hij ontmoet er zijn grote liefde, de mooie Aukje, die als onderwijzeres op de plantage komt werken. Ze trouwen, zijn gelukkig en verheugen zich op een verlofreis naar Holland, zoals in die tijd gebruikelijk is. Maar het luxe schip de Marnix van Sint Aldegonde,  waarvoor ze eersteklas tickets hebben geboekt, verschijnt niet in de haven van Surabaya: de Tweede Wereldoorlog is uitgebroken. Beiden worden geïnterneerd in beruchte Jappenkampen en komen daar meer dood dan levend uit tevoorschijn. Tot hun grote geluk vinden ze elkaar weer en repatriëren met de nodige problemen naar Holland. Daar kunnen ze hun verhaal niet kwijt: de Nederlanders hebben immers zelf net een oorlog achter de rug. Als ex-lid van het Nederlands-Indische leger wordt Jan naar Indië gestuurd om mee te doen aan de politionele acties. Als hij terug is in Nederland moet hij onderaan de maatschappelijke ladder beginnen. Het is de tijd van de wederopbouw en door hard te werken komt hij er weer bovenop.

Het is een voorbeeld van hoe het leven kan lopen en het laat zien hoe mensen soms een pluisje op de wind van de geschiedenis zijn. Het was zo nu en dan om kippenvel van te krijgen en het was soms muisstil in die Stadsschouwburg, waar een publiek van wel duizend man aanwezig was. En toch werd er ook veel gelachen, bijvoorbeeld om de anekdotes over oma Maggie, maar ook om kritiek op de huidige maatschappij.  Tweeënhalf uur op het puntje van je stoel zitten om te luisteren naar een verhaal over ons koloniale verleden. Dat kan alleen als er een rasverteller aan het woord is.

Wil de Graaf           7 januari 2011

vrijdag 6 januari 2012

Stad van mijn hart

Ik lees Adriaan van Dis: Stadsliefde, scenes in Parijs.

Van Dis beschrijft zijn liefde voor de stad en zijn wandelingen door de buitenwijken. Stad als spiegel:


 Verliefd op Parijs. Verliefd op een stad waarvan ik de kaart in mijn hoofd denk te hebben, maar die altijd een ander plan met mij heeft zodat ik aankom waar ik niet naar op weg was en vind wat ik niet zoek.

Al bijna veertig jaar zeurde ik dat ik in Parijs wilde wonen. Steeds weer overschaduwden praktische bezwaren mijn dromen en zei de schone, rijke stad: ken je plek. Hoe vaak heb ik niet voor de etalages van buurtmakelaars gestaan. Ik ben met heel wat makelaars trappen op gegaan; hijgerig heb ik de miezerigste mansardes bekeken, gedreven door een angstig willen. Vier keer heb ik een studio gehuurd, maar altijd halfslachtig. Zodra mijn verlangen naar schoonheid en eenzaamheid was verzadigd, ging ik terug naar Amsterdam. Tot Parijs weer in mijn hoofd kwam spoken. Vroeger deed ik het af als een jongensdroom, maar de droom en de roep zijn met de jaren alleen maar sterker geworden. Parijs, Parijs….

In 2003 heb ik opnieuw gehoor gegeven aan die lokroep. Op een slome lentedag, toen ik niets zocht. Voor ik het wist, vloog ik een trap op en tekende papieren: soms geeft de angst je vleugels. En sindsdien woon ik op een zonnige zolder in het zesde- eenendertig vierkante meter, vijfhoog onder een zinken dak: mijn naam staat op de brievenbus, ik sta ingeschreven bij het gas en licht, ik heb een fiets, een kapper, een dokter en tweemaal in de week een strijkende werkster. Ik ben lid van de fitness en lees elke dag een half uur Le Monde, zakwoordenboek binnen handbereik. Mijn boodschappen doe ik bij Le Marché d’Annie, mijn overbuurvrouw. Annie is mijn houvast. Haar raam is beplakt met tientallen kassabonnetjes- openstaande rekeningen van buurtgenoten. Toch ziet ze alles, met haar oren. Op Annie kan iedereen rekenen, ze is de burgemeester van de straat.

woensdag 4 januari 2012

De Gijsbrecht, 2 januari Stadsschouwburg Amsterdam

TAAL VAN VONDEL

De traditie om rond Nieuwjaar De Gijsbrecht van Amstel van Vondel in de Amsterdamse schouwburg te spelen is in ere hersteld. Drie eeuwen lang ging dat zo, tot de actie Tomaat in 1968 er op hardhandige wijze een eind aan maakte. Ik had vaak gehoord over deze traditie en over dit stuk van Vondel, maar zag het nog nooit. Benieuwd ging ik op 2 januari, een dag na de premiere, naar de schouwburg op het Leidseplein. De sfeer vooraf in de statige gangen met de acteursportretten is opgewonden; mensen zijn zich bewust dat dit een bijzonder moment is. Ook ik besef dat ik in een traditie van eeuwen sta door hier rond Nieuwjaar dit stuk te gaan zien. We hebben een mooie plek op het eerste balkon met goed zicht op het hele toneel.

De beginmonoloog van Mark Rietman in de rol van Gijsbrecht is indrukwekkend. Daarna wordt in lange monologen het verhaal van de belegering van Amsterdam in 1296 verteld. Het is een verhaal van oorlog, geweld tegen vrouwen en wraak. Er zijn veel overeenkomsten met klassieke Griekse drama”s. Net als bij Troje wordt er een schip met soldaten de stad binnengesmokkeld. De taal van Vondel is prachtig muzikaal. Prachtig is de rol van Marisa van Eyle, die de oude taal indrukwekkend tot leven brengt. Niet alle spelers halen dat niveau.

Ik zit in een Schouwburg en kijk naar een stuk van eeuwen oud. Het is niet altijd toegankelijk met al die lange monologen en weinig handeling. Toch geniet ik. Dat heeft naast de kwaliteit van het stuk veel te maken met het besef in een traditie te staan van mensen die ook in vroeger tijden naar het theater togen om te genieten van taal, van spel, van spanning. Daardoor gingen ze iets meer van het leven begrijpen. Gelukkig worden ze nog steeds gespeeld, de klassieke Griekse stukken, Ayschylos, Sophocles, Euripides; gelukkig kunnen we de teksten van Shakespeare, Ibsen, Vondel nog steeds horen. Het zijn stukken die de eeuwen doorstaan hebben en alleen daardoor al de moeite waard.

Soms de herkenning van een tekst , waarvan ik niet eens wist waar die vandaan kwam:

Het hemelsche gerecht heeft zich ten lange lesten
Erbarremt over my en mijn benaeuwde vesten

En

Waer werd oprechter trouw
Dan tusschen man en vrouw
Ter weereld oit gevonden?
Twee zielen gloende aen een gesmeed,
Of vast geschakelt en verbonden
In lief en leedt.

Ik applaudisseer voor de spelers en loop met mijn reisgenote over het Leidseplein, de wereld van 2012 in. Heel anders dan toen, in de 17de eeuw, of is er niet echt veel veranderd? Ik sta in een traditie van eeuwen en dat alleen al geeft me een goed gevoel.

Aat van der Harst, 4 januari 2012